Toen Chris van der Gaag van DMP Bikes ons vroeg ovale tandwielen te testen van het merk Ridea wisten we eigenlijk niet zo goed waarmee we in zee gingen. Het merk Ridea was ons onbekend, maar onbekend maakt niet onbemind dachten we. Zodoende werd er een afspraak gemaakt bij DMP Bikes in Oisterwijk. Terloops vroeg Chris ons ook of we een bottom bracket van Ridea wilde testen. Daar moest ik, ondergetekende, wel even over nadenken gezien de verhalen van ons redactielid Evil E over zijn press fit BB. De fiets waar de Ridea tandwielen en bottom bracket op gemonteerd zijn, is ook voorzien van een BB92 press fit bracket!
Ridea
Ridea is de merknaam van het Taiwanese Ming Suey Precision. Een bedrijf met een batterij aan CNC machines waarmee ze in eerste instantie onderdelen voor anderen maakten. Dat betreft zowel fiets- als motorfietsonderdelen. Sinds enige tijd zet men ook rechtstreeks producten op de markt onder het eigen label Ridea, met als slogan ‘Ride with great idea’. Het programma omvat naast bottom brackets en cranks ook ovale kettingbladen met een eigen verhaal. Aan ons om dat verhaal in de praktijk te testen.
Bottom Bracket
Als vervanging van de press fit lagers heeft Ridea een mooie oplossing bedacht. Eindelijk is de klaagzang van Evil E gehoord, zo lijkt het. De trapas met schroefdraad is terug! Althans… soort van. Ridea heeft blijkbaar ook ingezien dat de press fit lageringpassingen in de praktijk vaak problemen geven. Bij Ridea’s oplossing zijn de lagers gemonteerd in twee aluminium bussen. Deze twee bussen worden elk aan één kant in het frame geschoven, waarna ze onderling verbonden worden met een schroefdraadverbinding. De truc hierbij is dus dat de klemming van de lagers ten opzichte van het frame, voortkomt uit het axiaal aandraaien van de twee aluminium helften en niet zozeer uit de cilindrische passing tussen de aluminium bussen en het frame. De montage is dan ook eenvoudig en vergt geen specifieke lagerpers. Evil E’s reactie bij het zien van deze constructie: “Ah! Me so happy!”
Bijkomend voordeel van deze constructie is dat de lagers aan de achterzijde (binnenzijde van het frame) afgesloten zijn ten opzichte van de het frame. Water dat via de zitbuis naar binnen sijpelt, heeft dus geen kans om de lagers van binnenuit op te vreten.
De gemonteerde lagerset van Ridea is de ‘BB92 24 ES’; voor gebruik met een 24 mm trapas en voorzien van ceramische lagers. Deze set kost €92,50 en weegt 80 gram. Mocht dit je te gortig zijn, dan is er ook een uitvoering met stalen lagers, die €54,90 kost en 60 gram weegt. Deze set is lichter omdat hij géén gebruik maakt van de onderlinge schroefverbinding en dat is jammer.
Ons advies: overweeg sterk om die extra €37,60 uit te geven. Procentueel misschien een groot verschil, maar het betaalt zich in onze optiek uit in minstens hetzelfde procentueel verschil in méér probleem vrije kilometers.
Inmiddels zijn we zo’n 1.400 km op pad met deze set. Daarbij hebben de lagers diverse weersomstandigheden en ondergronden voor de kiezen gekregen. Tot nu toe lopen de lagers nog net zo soepel als bij montage. Dat is in tijden waarbij het altijd weer een vraagteken is hoe lang je nieuwe trapaslagers mee gaan, al een positief begin. We ploegen vrolijk voort…
Duo-Oval Powerrings
Gek genoeg maakte ik mij eigenlijk meer zorgen over dit nieuwe bottom bracket in mijn fiets, dan over de gemonteerde ovale kettingbladen. Dit door ervaringen uit het verleden en Evil E’s betoog. Maar na het zien van de constructie van Ridea’s trapaslagers en uitleg van Chris was de focus weer volledig op de ovale kettingbladen. Het principe van ovale kettingbladen is niet nieuw en ik heb vaak gespeeld met de gedachte of het wat voor mij zou zijn. Over de reden waarom, kom ik verderop in de test terug…
De gemonteerde Duo-Oval Powerings zijn geleverd in een set van een 36T en een 24T kettingblad met een steekcirkel van 104/64 mm. Deze set kost €169,-. Naast de dubbele kettingbladsets maakt Ridea ook narrow-wide tandwielen voor je one-by aandrijving en alle kettingbladen zijn in een groot aantal verschillende steekmaten te verkrijgen.
Ridea levert vier versies: W1T, W2T, W3T en W4T. Het getal in deze aanduiding zegt wat over de mate van ovaliteit. Ik ben op pad gegaan met de W2T set, waarbij het laagste deel van het kettingblad een equivalente diameter heeft van een kettingblad met 2 tanden minder, terwijl het hoogste deel het omgekeerde brengt. Dat is een ovaliteit van circa 10%.
De beoogde ‘winst’ van een ovaal kettingblad is sterk gevoelig voor de positie van het ovaal ten opzichte van de crank en de beste positie kan per persoon wat afwijken. Toch heeft Ridea ervoor gekozen om maar één montagepositie aan te bieden. Met een verstelmogelijkheid heb je weliswaar de mogelijkheid tot fine-tuning, maar volgens Chris van DMP Bikes blijkt dat in de praktijk vaak te verwarrend. Het is echter ook zo dat die Spaanse firma van ovale kettingbladen een aantal patenten heeft op de meervoudige montage van dergelijke bladen, dus dat vormt sowieso een drempel.
In plaats van een ‘zuivere’ ovaal is het kettingblad van Ridea op zijn grootste diameter daarom ook wat afgeplat en is de ‘hoge zone’ dus langer. De vorm is dusdanig dat 80% van het effect bruikbaar is in een breed gebied van 66° en 120° van de pedaalslag. Daarmee zou het gemis van een verstelling ruimschoots gecompenseerd moeten zijn…
Ovale kettingbladen vergen enige gewenning. Om die reden adviseert Ridea zelf om eerst met de W1T versie op pad te gaan. Deze hebben een verschil van -1/+1 tand per zone en zijn dus minder ovaal. Maar was ik niet een nieuweling op het gebied van ovale tandwielen en zou het dan niet verstandiger zijn op met een W1T set te beginnen? Volgens Chris niet. Het verschil in ovaliteit tussen de W1T en W2T is niet groot en de gewenningsperiode dus amper langer.
Winst?
Speur op internet wat rond (…) naar ovale kettingbladen en je komt vooral wervende teksten tegen over vermogenstoename. Ridea vormt daarop geen uitzondering. Op de website wordt gesproken over 7 tot 10% méér output, maar komt niet met bewijzen of een andere onderbouwing. Sowieso wát voor output bedoelt men? CO2 ofzo? Of 10% vermogenstoename? Dat laatste zou sowieso een bespottelijke claim zijn. De Engelse tekst die het moet verklaren, staat ook nog eens vol taalfouten. Dikke vette lulkoekbingo!
Ook Chris licht toe:
Daarom heb ik voorafgaand aan de marktintroductie uitgebreid getest op spierefficiency. Samen met sportarts Guido Vroemen (ook verbonden aan Roompot cycling team) hebben we een testopstelling gemaakt waarin de spierefficiency werd gemeten. Die in namelijk wel objectief en nauwkeurig te meten.”
Resultaten van die test staan bij DMP Bikes op de site. Toch zijn ook daar kanttekeningen bij te maken. EMG meet spieractiviteit en er wordt gesproken over een verbetering van spierefficiëntie. Maar van méér efficiëntie zou enkel spraken zijn als de spier méér kracht levert bij dezelfde zuurstofopname. Het punt is dat de zuurstofopname blijkbaar wel gemeten wordt, maar dat is een meting van zuurstofopname voor het hele lichaam en niet alleen van de bovenbeenspier. Iets anders kan met deze techniek niet.
Toch claimt men dat de bovenbeenspier meer efficient is. Men benoemt ook dat andere spiergroepen betrokken zijn bij de trapbeweging en dat ook deze ‘positief beïnvloed worden’. Data van het onderzoek wordt er echter niet bij gegeven, waardoor het moeilijk is om uitspraken te controleren. Het is onder andere mogelijk dat juist die andere spieren de taken van de bovenbeenspier overgenomen hebben. Daarmee is de verdeling van spieractivatie om het benodigde vermogen te leveren dus anders, met al dan niet een effect op de zuurstofopname van het totale lichaam. Misschien levert de bovenbeenspier een kleinere bijdrage, maar dan zullen andere spieren het over moeten nemen.
Deze zullen dan uiteindelijk toch ook vermoeid moeten raken. Als de data echt een verbeterde efficiëntie op lichaamsniveau laten zien, dan zou een mogelijke verklaring van de hogere efficiëntie (zuurstofopname op lichaamsniveau per geleverd vermogen) zijn dat de coördinatie (aansturing) van de fiets(been)spieren zoveel beter is, dat ze minder energie nodig hebben. Die gegevens worden dus niet gegeven.
Dat er een effect optreedt in je beenspieren is op zich plausibel. Wat er precies gebeurt en in welke spieren, is echter lang niet zo duidelijk uit de gegevens op te maken. Ik ga dan ook geen uitspraken doen over vermogens- en/of efficiëntiewinst; dat laat ik graag over aan witte jassen in laboratoria. Ik heb geen witte jas (die wordt ook zo snel vies in de blubber…), ik kan het niet meten, want ik heb geen vermogensmeter (laat staan één die echt nauwkeurig genoeg is) en eerlijk gezegd zit ik niet op de fiets om altijd de laatste tienden van seconden van mijn rondje af te trappen.
Niet meer stoempen
Maar wat brengt het me dan? Tijd om op pad te gaan. De eerste meters waren – laten we het zo zeggen – vreemd! Door de toenemende diameter in de ‘power zone’ van de pedaalslag in combinatie met mijn ‘originele’ traptechniek voelde het in eerste instantie alsof de achterkant van mijn fiets telkens een kort zetje kreeg. Ergens leek het op het zwalken van je fiets door een lekke achterband. Ik ben dan ook na honderd meter afgestapt om de bandendruk te controleren.
Het merkbare effect legde mijn traptechniek bloot: ik ben een pulserende stoemper. Mijn spieren zijn volledig ingesteld op deze traptechniek (‘muscle memory’) en elke keer dat ik op de fiets stap, kost het dan ook enige tijd om te wennen aan de andere traptechniek die de ovale bladen me opleggen. Daaruit valt door mij op te maken dat het dus een duidelijk effect heeft op mijn spieren én de spierbelasting.
Het lijf is een wonderlijk apparaat; al na enkele kilometers is genoemd effect gevoelsmatig verdwenen en ga ik vanzelf anders trappen. Wat eveneens is verdwenen, is een pijntje aan de bovenzijde van mijn knie na het rijden van lange tochten. De ovale kettingbladen zorgen ervoor dat de pees van de bovenbeenspier die aan de knieschijf hecht minder belast wordt.
Claims van fabrikanten dat je efficiënter gaat trappen kan ik nu beter begrijpen en ze klinken nu ook logischer. Dat de spieren anders belast worden is voor mij een feit en ik durf – zonder relevante meetwaarden – dan ook wel de uitspraak aan dat ik ook wat efficiënter trap met deze kettingbladen.
Dat je met een efficiëntere trapbeweging vervolgens een subtiele tijdwinst kunt behalen bij een tijdrit of op je lokale Strava segment wil ik dan ook nog wel geloven. De avond voor de fietsrit dat ene biertje toch eens te laten staan heeft in veel gevallen een groter effect op je Strava-tijd…
Probleemloos schakelen?
Van ovale kettingbladen is bekend dat ze vaak slecht schakelen. Doordat de ketting continue in hoogte verplaatst in de kooi van de voorderailleur, vergt het een nauwkeurige afstelling van de voorderailleur. De Ridea kettingbladen zijn voorzien van de nodige schakelhulpen en diverse speciaal gevormde tanden. Het resultaat is dat Ridea’s bladen erg goed schakelen en slechts weinig onderdoen voor een traditionele Shimano XT/XTR setup – de referentie wat schakelgedrag betreft. In de 1.400 km die ik met de set heb afgetrapt zijn wat slijtagesporen zichtbaar, maar ook dit verhoudt zich goed ten opzichte van high-end bladen van concurrenten.
De uitslag van ons outdoorlaboratorium
Ridea was voor ons onbekend. Inmiddels niet onbemind. De kwaliteit van de trapaslagers én de bladen zijn van een hoog niveau, en gezien de prijzen verwacht je ook niet minder.
Ovale bladen maken langzaam een voorzichte opmars in de markt. Niet alleen die Spaanse firma levert ze. Naast diverse kleine spelers laat ook Ridea zien dat ze het werkingsprincipe omarmen en zie bieden dan ook een breed gamma aan bladen. Uiteraard gaat dit gepaard met de standaard stokpaardjes: betere traptechniek en vermogenswinst.
Vermogensclaims zijn leuk voor de marketing, maar in onze optiek zijn dit soort getallen hol en zeggen ze daarom niets. Een insteek gebaseerd op efficiëntie is meer logisch, maar daar loopt men – vreemd genoeg – minder mee te koop. Het gevoel telt wat ons betreft méér en in mijn geval rij ik al méér en langer doordat de pijn in mijn knie na lange tochten niet meer opspeelt.
Winst is er dus in mijn geval zeker. Hoeveel? Minstens een 30% bredere grijns!
Door de sterke Dollar-koers zullen de prijzen van Ridea onderdelen zo’n 12-15% omhoog gaan.
De door ons geteste trapaslagers met ceramische lagers kostte voorheen €92,50 en zullen vanaf 1 augustus €105,- kosten. De versie met stalen lagers stijgt van €54,90 naar €63,50.
De kettingbladen zoals door ons getest kostte €169,- en dat wordt €190,-
Meer informatie: www.rideabikes.com
Verkoop in Nederland via: www.dmpbikes.nl
Tekst: Mark ten Napel (m.m.v. Jeroen van den Brand)
Foto’s: Jeroen van den Brand & Mark ten Napel
Mooie constructie van dat bottom bracket. Nog speciaal gereedschap nodig om het te monteren?
Of gaat dat met een standaard trapas sleutel?
Kettingbladen zien er goed uit. Een verbeterde efficiëntie zet je toch aan het denken.
‘Standaard’ trapas sleutel(s) voor externe bracketcups volstaat.
Als je voor ovale bladen kiest hou dan echt rekening met een gewenningsperiode van x-tijd en x-kilometers, dat is voor iedereen net iets anders.