Het lezen van het commentaar bij fietsnieuwsartikelen is net zoiets als het lezen van de respons bij artikelen op NU.nl: begin er maar niet aan, want eer je er erg in hebt, ben je meegezogen in een orkaan van taalfouten, waanideeën en paranoia. Nog tien regels op BikeRumor verder en hashtags als #bringbackthreadedbrackets vliegen je om de oren. Op deze klaagzang afgaande lijkt de consument iedere innovatie te wantrouwen en tussen aanhalingstekens te plaatsen: grotere wielen, kleine(re) wielen, dikkere balhoofden, bredere achternaven… dit alles is slechts een manier om ons meer rommel aan te smeren. Iedereen is sowieso ingenieur en weet het beter, en minstens de helft is ook nog eens boos – en roept over vroeger betere tijden van elastomeerdempers en 8-speed groepen.
Het gevoel dat ik bij de fietsindustrie krijg, is niet het opportunisme dat mensen claimen. Natuurlijk lopen er wat dikke mannen met sigaren op de beursvloer van EuroBike; een flink aantal mensen in de fietsbranche geniet vooral zelf van de sport, en deelt het geluk dat we beleven als we onze passie ten uitvoer kunnen brengen. Nee, het is amateurisme dat mij zo verbaast en in lichte mate ergert. En waarom ik al die retrogrouches gelijk geef. Je kan je passie niet ten uitvoer brengen als je fiets continue in een werkstandaard geklemd staat.
Ik noem het amateurisme omdat op één of andere manier aardig wat producten, innovaties en ‘service’ een ondoordachtheid uitstralen die de goede wil en vakmanschap binnen de branche ondermijnen. Fabrikanten zijn te veel bezig met het wiel opnieuw uitvinden, in plaats van zorgen dat het vorige wiel überhaupt genoeg spaken krijgt en gecentreerd is. Door mijn knijpende ingenieursoogjes zie ik een industrie die niet eens de basale begrippen écht onder de knie heeft, en dat stemt mij als techneut somber. Als fietser heb ik er ook niet zo veel aan: ik geef met plezier geld uit aan nieuwe, functionele ‘upgrades’, maar word bloedsacherijnig als ze gepaard gaan met weer een afname in betrouwbaarheid… en wachten op het plaatselijke servicecenter.
Ik kan tal van voorbeelden noemen in een poging een rode draad te scheppen in dit betoog, maar zal me beperken tot ééntje: trapassen. Eerst verwezen we vierkante assen – mijns inziens terecht – naar de annalen van geschiedenis. Octalink en ISIS en nog wat ideeën kwamen, gingen en verdwenen voorgoed de kliko in. Inmiddels zijn we over op minimaal 24 mm dikke, holle assen en is in de hele (r)evolutie de levensduur van lagering er niet op vooruit gegaan. Sterker nog…
Nu gaan we lagers in een frame persen. Hier is niks mis mee – in de machinebouw, in de autoindustrie, daar doet men dit ook. Maar: bij fietsen gaat het inmiddels om een carbon lagerhuis (lees: bracketpot) die uit een matrijs komt. Om een goede uitlijning te garanderen, moet je het productieproces wel heel goed in de hand hebben… of mechanisch na-bewerken. Vaak gebeurt geen van beide. Dus komt je fiets met een 40,8 mm* metende bracketpot uit de fabriek, terwijl de BB92 lagers die er in moeten gemaakt zijn voor een gat van “41,00 -0,05 mm”. Tussen de 40,95 en 41,00 mm dus. Als klant is aan deze situatie helemaal niks te doen, want een carbon frame bewerken met een frees is duidelijk geen optie.
* Thuis na gemeten!
Is het dan gek dat een frame vervolgens meerdere sets trapaslagers per jaar verslindt? De overvloed aan standaarden zie ik als een impliciete toegave van de branche dat ze zaken eigenlijk niet zo goed in de hand hebben als je zou verwachten voor €3000,- kostende frames. Als Shimano lagercups voor een systeem – met NU: nog meer stijfheid! – in plastic uit gaat voeren om uitlijnfouten van frames op te vangen, dan weet je wat het verwachtingspatroon in Osaka is. Nog meer afdichtingen en nog duurdere kogels toevoegen doet ook bar weinig om het onderliggende probleem – brakke uitlijning door brakke hantering van toleranties – op te lossen.
De branche rommelt gewoon lekker verder terwijl uw bracket zich vrolijk kapot aan het draaien is. Je zou kunnen zeggen dat men gewoon inspeelt op de vraag van de klant, maar om heel eerlijk te zijn: de huidige overgang naar 30 mm assen gaan weinig mensen merken. Het kunnen draaien van hun cranks – met wederom een vastgelopen lager – daarentegen… Als potentiële kopers een frame links laten liggen omdat er geen schroefdraad voor de trapaslagers in zit, dan ben je als fabrikant toch een beetje het pad kwijt.
BBInfinite en Enduro TorqTite trapassen: mooie oplossingen voor problemen die er eigenlijk gewoon niet zouden moeten zijn (foto: BBInfinite.com / Enduro Bearings)
Om er nog een schepje bovenop te doen: behalve een simpele lagerpassing niet onder de knie hebben, schept de fietsbranche ook de voorwaarden om alle service naar de klant toe om zeep te helpen. Een dozijn aan standaarden voor trapassen leidt er toe dat eerst de thuissleutelaar en vervolgens de kleine winkel steeds meer in het nauw gedreven worden. De markt vangt de weelde (minstens 12 voor trapassen, balhoofden ga ik niet eens tellen…) deels nog redelijk op omdat bijna iedere webshop wel voldoende variatie in haar voorraad heeft. Wie kijkt naar de lokale fietsenboer ziet echter een triest figuur nerveus aan z’n baard peuteren: zijn onderneming staat voor het onmogelijke compromis tussen nee verkopen aan de klant (die met d’r na 30 weken versleten lagers nu niet kan fietsen) en een uitgebreide en dure(!) voorraad aan onderdelen en specialistisch gereedschap aanleggen. Wie zelf sleutelt staat er vaak nog slechter voor, of kiest de weg van #bringbackthreadedbrackets. De enige die het makkelijk lijkt te hebben is de Concept Store, die met een uniform fietsenpark, dito voorraad slijtagedelen en gereedschapsset weg kan komen. Of wellicht de webwinkel, waar het enige gereedschap in huis in een doos met een PostNL barcode klaar ligt voor verzending.
Ondanks de drang naar meer functie, minder gewicht en een sterker wordende wegwerpcultuur vraag ik me af wie met al deze ontwikkelingen gediend is. Niet de fietser, want die staat nu vaker voor onderhoud bij de fietsenmaker. Niet de fietsenmaker, want die zit met een enorme lijst aan backorder bestellingen voor lagers en cupjes, en stuurt nu klanten maar weg. Bovendien: hoe meer je de levensduur verkort (ondanks of desondanks ontwerpaspecten) hoe groter de kans dat de gebruiker in de rimboe stil komt te staan. Dat gaat een paar keer en dan krijgt de fabrikant van zowel fietser als fietsenmaker (die liever niet wéér die trapas moet vervanger) een dikke vinger. Zelfs de fabrikanten hebben er niks mee te winnen als consumenten je frame of crankset links laten liggen omdat er geen schroefdraad meer in zit. En dit geldt niet alleen voor trapassen: hele volksstammen vermijden bepaalde merken vorken en dempers omdat de onderhoudsintervallen te kort zijn, de dealer te ver weg zit, en de kans dat het vroegtijdig uit elkaar dondert te groot is.
De ‘issues’ met trapaslagers zijn maar één voorbeeld uit vele. Het wordt hoog tijd dat de fietsbranche z’n talent gaat gebruiken om de goede ideeën die ze hebben ook werkelijk goed uit te voeren, in plaats van de meest basale engineering zaken over het hoofd te zien. Dan zit iedereen langer – en blijer – op zijn of haar fiets.
Tekst: Evil E
Amen!