Na een (gelukkig) relatief korte revalidatietijd kon ik weer op mijn mountainbike. De eerste ritten voelde ik me wat onzeker: mijn vertrouwen had een knauw gekregen na de valpartij. Ook leek mijn fietstechniek alleen maar achteruit te gaan en mijn conditie was door de gedwongen stilstand ook niet ‘je van het’ meer. Toen ik na verloop van tijd dacht dat ik toch wel weer de oude was, beschuldigde ik onbewust mijn materiaal van het feit dat ik het ‘contact met de ondergrond’ wat kwijt was. Zo zocht ik steeds naar betere banden, die me weer een vertrouwd gevoel zouden moeten geven. Uiteraard waren niet de banden de bron van mijn onzekerheid. Ik zat mezelf gewoon in de weg door te voorzichtig te zijn… weet ik nu.
Springen kan ik wel… dacht ik. Dus bij die clinic wordt het vooral leuk spelen in het bos. Net als vroeger… dacht ik.
Ga je mee springen?
Velozine-collega Eric kwam uit het niets met met de vraag of ik zin had in een springclinic. Zelfs met de valpartij vers in het geheugen, was mijn reactie een enthousiast en volmondig “Ja leuk!” Ik associeer springen met spelen. Dat deed ik al in mijn jonge jaren op een klein onofficieel BMX-baantje in de buurt. Springheuveltjes en schansen bouwen om zo ver én zo hoog mogelijk met je BMX te kunnen springen. Over een rij vrienden heen springen… of vuur! (mam, als je meeleest, zo kwam ik dus aan die verschroeide veters in mijn schoenen. Het kwam niet van….euhmm…ach laat ook maar). Goed: beide benen (of wielen, zo u wilt…) weer even op de grond. Ook op mountainbikeroutes laat ik geen mogelijkheid ongemoeid om te springen. Voor mij is dat een speels element dat bij het mountainbiken hoort en wat het voor mij zo leuk maakt. Springen kan ik wel… dacht ik. Dus bij die clinic wordt het vooral leuk spelen in het bos. Net als vroeger… dacht ik.
De basis
Na aankomst in Limburg en de kennismaking met instructeur Maichel Lemmens, begonnen we met het bepalen van het startniveau. “Kom aanrijden en spring van deze kleine lip”, luidde de opdracht. Maichel maakte een filmpje van die verrichting, waarna we dat samen analyseerden om te zien wat ik exact deed en waar mijn verbeterpunten lagen. Ik strekte mijn lichaam bij de afsprong niet ver genoeg, waardoor ik niet echt los kwam van de grond. Ik trok hooguit de fiets nét uit zijn vering, maar tussen band en grond was amper licht te bekennen.
De analyses van die video’s toonden steeds wat er wél en niet goed ging.
Met de persoonlijke verbeterinstructies in het achterhoofd, bleef ik de sprong herhalen, terwijl Maichel elke poging filmde. De analyses van die video’s toonden steeds wat er wél en niet goed ging. Verhelderend én confronterend: het kwam zo voor mij duidelijk aan het licht hoe vastgeroest ik zat in mijn gedachte dat ik al goed kon springen… of meer positief: wat ik allemaal nog kon leren!
Het kwartje valt
Nadat we een tijd bezig geweest waren met de basis, werd het tijd om het geleerde van meer context te voorzien. Sprongen met méér ‘air time’ zijn leuk, maar zijn lastiger én met een verkeerde techniek snel(ler) gevaarlijk. Een natuurlijke geul was de tweede plek om een sprong te maken. De uitdaging hier was dat de afsprong iets verticaler is en dat je hierdoor gemakkelijker meer hoogte in de sprong krijgt… als je durft. Meer ‘air time’ dus.
Dat gevoel dat je dát bereikt had als klein manneke… precies dát gevoel had ik nu weer….
De opdracht luidde nu: “Maak snelheid, gebruik – na compressie van de vering onderin de geul – het uitveren van de vering om je wat af te zetten bovenaan.” Dat klinkt eenvoudig, maar de timing is uiteraard kritisch, net zoals de transitie naar de landing. Ineens komt er nóg wat meer bij kijken. Het koste dan ook flink wat pogingen, maar na een aantal sprongen en analyses, was daar uiteindelijk de eerste perfecte sprong. Snelheid goed, aanloop goed, compressie goed, afzet goed, de vlucht goed en een landing die perfect – en vooral – gecontroleerd aanvoelde. Terwijl ik nog in de lucht hing, wist ik al dat het goed zat! Het kwartje viel. Ohw wacht even… zó moet dat dus!
Plotseling waande ik me terug op mijn BMX, op het veldje thuis om de hoek. “12 stappen! Dat is 12 meter man! Wauw, zo ver heb ik nog nooit gesprongen!” Als klein manneke was één stap uiteraard geen volle meter, misschien zelfs geen halve, maar dat deerde niet. Dat gevoel dat je dát bereikt had als klein manneke… precies dát gevoel had ik nu weer….wauw!
Gevonden
Na deze oefening gingen we naar een locatie lager op de berg. Daar troffen we meerdere springlijnen aan in een bikeparkje. Een lijn werd uitgezet, waarbij de opeenvolgende sprongen allemaal net even andere aandachtspunten hadden qua techniek. De euforie van de vorige oefening werd snel getemperd door de wisselingen van timing en techniek. De lijn bestond uit eerst twee sprongen, waarbij de eerste ook als ‘roller’ gebruikt kon worden om je snelheid te regelen. Je springt dan niet, maar gebruikt de aanloop om wat af te remmen, of de achterkant van de sprong om juist snelheid te maken door de benen wat te strekken (zoals op een pumptrack). Daarna volgde een kleine lip; een niet al te verticale afzet – met een gat daarachter. De lijn vervolgde met een iets naar links draaiende geul waaruit van waaruit je over een gat sprong, richting de laatste sprong. Hoewel ik perfect wist wat ik moest doen, volgde het elkaar dermate snel op dat ik snel blokkeerde bij het tweede of derde punt in de lijn. Het letten op de techniek tijdens een sprong en je weer resetten voor de volgende ging té langzaam.
Het werkte aanstekelijk en bij elke herhaling groeide het vertrouwen.
Toch bleef ik proberen. Nog een keer. En nog eens… Niet opgeven! Instructeur Maichel bewaarde de rust en het overzicht, en gaf naast bemoedigde woorden ook nuttige en duidelijke tips om verder te komen. Langzaam maar zeker werden handelingen routine en gingen bewegingen als vanzelf in elkaar over. En als het dan lukt…. dan lijkt het alsof de tijd vertraagt. Doordat de sprongen langer en hoger werden, kreeg ik meer air time. Door iets meer tijd in de lucht door te brengen had ik ook meer tijd om mij te focussen op de landing én de lijn daarna. Je leert te kijken naar een lijn: waar zet ik af, waar spring ik heen en waar moet ik landen om goed uit te komen voor de volgende sprong?
Na talloze pogingen, ontstond langzaam, maar zeker een vloeiende ervaring en vond ik daar eigenlijk én eindelijk iets wat ik sinds april vorig jaar wat kwijt was: vertrouwen! Het werkte aanstekelijk en bij elke herhaling groeide het vertrouwen. Steeds vloeiender, steeds makkelijker en vooral steeds leuker. Met hier en daar een vreugdekreet, net als in mijn jonge jaren!
Brandstof voor je hobby
Ik raad echt iedereen aan om een techniekcursus/-clinic te volgen, zoals in dit geval springen. Het maakt eigenlijk niet uit hoe lang je al fietst of hoeveel ervaring je hebt. Er is altijd wel iets dat je aan je fietstechniek kan verbeteren. Het scherpt de geest, houdt je alert en maakt het veiliger.
Ik dacht dat ik geen spring-cursus nodig had. ‘Air time’ was me niet vreemd en ik zocht het graag op. Toch was het een eye-opener en bleek ik nog genoeg te kunnen leren, waardoor ik nu met meer kennis én kunde het luchtruim in kan. Maar de belangrijkste winst voor mij was dat deze ervaring mijn vertrouwen op de fiets een enorme boost heeft gegeven.
Het is alsof mijn brandstoftank weer vol zit met extra sterke brandstof, waarmee ik het vuur van enthousiasme voor deze mooie sport verder kan opstoken. Het inspireert me om weer vaker op de fiets te zitten en een extra speelelement in te brengen; oefening baart kunst, immers. Net als vroeger steeds een stapje verder! En mam, ik beloof het, niet meer over vuur….
Met speciale dank aan Mikey’s Bike Adventures voor de clinic en het gebruik van het beeldmateriaal.
Tekst: Mark ten Napel