Die is een klein departementaal stadje in de Drôme, een streek vernoemd naar haar grootste rivier. De regio is genesteld tussen Lyon en Grenoble in het noorden, Orange in het zuiden en Sisteron en Gap in het oosten. De ‘gemiddelde’ Nederlander zal het gebied rondom het stadje, de Pays Diois, vooral kennen van de bekende Clairette of de camping municipal, die wordt overspoeld met onze landgenoten tijdens de zomervakanties. Niet ten onrechte overigens: de zomers zijn warm (zeg gerust: heet) en droog, de verkoelende wateren van de met forellen gevulde Drôme stromen langs de flanken van de stad, en in het centrum zitten voldoende restaurants en bars verscholen om je een week of meer mee te vermaken.
Maar we zijn hier om te fietsen. Dit is mijn derde trip richting de Pays Diois. In 2011 racete ik er tijdens de Chemins du Soleil doorheen en bleef ik ook nog een nazomerweek in Chatillon-en-Diois, enkele kilometers stroomopwaarts langs de Drôme. Nu zijn we een weekje trailhunting, voordat de we Biivouac koppelenduro rijden.
Smalle paden, krappe bochten, sterk wisselende ondergrond: in de Pays Diois is ieder pad weer een verrassing
Met de IGN kaart in de hand speuren we naar singletracks, met uitgepijlde wandel- en fietsroute’s (die grotendeels overlappen) als leidraad. Een paar jaar terug vond ik nabij Chatillon prachtig aangelegde paden die ieder putje en iedere vouw in het oppervlak van de heuvels perfect volgde, met een ‘natuurlijke’ flow die smaakte naar meer. Helaas speelden tijd- en techniekgebrek me toen parten. Ditmaal beginnen we onze zoektocht naar droompaden bij de Col de Justin, de eerste heuvel- c.q. bergrug direct ten zuiden van Die. De grindweg naar boven laat ons achter bij een weelde van singletracks, richting Barsac, het plateautje van Grand en Petit Justin, en terug richting de stad. Inderdaad: met wat meer ervaring komen we een heel stuk verder, driften door het bovenste laagje grind, springend over de geulen en ramps gecreëerd door incidentele erosie tijdens heftige regenval. Nu blijkt ook dat je te snel kan: de bochten zijn soms wel erg krap, en de dennenappeltjes blijven eigenlijk nooit liggen.
Na zwaar onweer de tweede nacht – ongetwijfeld een gevolg van de steeds oplopende temperaturen – besluiten we te wachten tot de paden drogen en de paden rondom de Montagne de Bret op te zoeken. De GR (Grand Randonnée) 95 en haar varianten en afsplitsingen lopen kriskras door de Pays Diois en vormen een goed beginpunt voor spannende singletracks. Zo ook vandaag: na een eind het asfalt op harken richting de Abbaye de Valcroissant volgen we de GR95 richting de Pas de Bret. Het vervolg van de klim is steil maar goed te doen, het steeds dichter wordende bos biedt verkoelende schaduw onder de brandende zon. Vanaf de Montagne zijn afdalingen naar Porte Sainte Michel, l’Hommet en La Madrerie te kiezen. Wij klimmen nog kort door en kiezen voor de laatste, die begint met een volstrekt onredbare drop midden in een haardspeld.
Genoeg potentie om het jezelf behoorlijk lastig te maken bergop…
… en bergaf: de eerste dagen moeten we toch wennen aan de aaneenschakeling korte en vooral blinde bochten
Nogal kansloos: bedenkelijke pose bij een bedenkelijke passage (aanloop noch uitloop)
Op ruim 900 meter boven het dal zijn de paden smaller, is de ondergrond losser, en is de exposure op plekken significant. Vallen doe je liever niet. Naarmate we afdalen wordt het pad breder en komen de eerste kombochten in zicht. Door eerdere erosie is het soms oppassen: het is of vol overgave over het off-camber pad rijden, over een put springen en schuin landen, of lopen. Alles daartussen betekent wegschuiven en 20 meter lager terecht komen.
Zo’n route is tekenend voor hoe we deze week zullen rijden: grind of asfalt omhoog de eerste meters, daarna steiler en technische klimmen over grof grind, rotspartijen en voldoende wortels, om vervolgens met kniestukken op de afdaling in te zetten. De hoogst liggende paden liggen in dicht, met mos en algen bezaaid bos. Waar de begroeiing meer open wordt, zijn de paden breder en meer onderhouden. De flow neemt toe, maar veel bochten blijven blind (en draaien langer door dan je verwacht). De steilste stukken pad zijn vaak op kale rots of op heel compact, granulaat-achtig grind, te vergelijken met de bekende afzettingen bij Digne-les-Bains (zgn. black earth).
Hier en daar ontbrak het pad, wanneer de berg het onderspit moest delven – zelfs lopend was er nauwelijks foutmarge
Wie die marge opmaakt komt, in alle denkbare gevallen, hier terecht
Ten noorden en oosten van Die torent het Plateau de Vercors boven het landschap uit, een gebied dat met al haar landschappen (en paadjes!) eigenlijk een geheel eigen artikel verdient. Via de D518 (Col du Rousset) kom je daadwerkelijk op het plateau, waar een aantal schitterende afdalingen op je wachten. Let wel goed op de bordjes en de IGN kaart: deel van het plateau is natuurreservaat en – op de GTV (Grand Traversée du Vercors) VTT route na – slechts voor voetgangers toegankelijk. Via de D742 en de meerdere wegen die vanuit Chatillon-en-Diois lopen is goed bij de voet van het plateau te komen, waar de hellingen bijna nagenoeg verticale rotswanden worden. Bij deze overgang vind je een aantal paden langs de hoogtelijnen, maar ook een ridgeline terug naar Die, samen met de onmiskenbare ‘eindeloze haarspelden’ paadjes die bijna haaks de berg af lopen. Gegarandeerd lol!
Als laatste rit van de week doen we een rondje langs Les Mians en Les Liotards, Mont Chabraret en de Montagne de Desse op. Het wordt een aaneenschakeling van technisch klimmen, dalen en hike-a-bikes tot we uiteindelijk bij de ridgeline uitkomen. Daar wordt het afdalen deels trialen tussen de stenen en wortels door, waarbij een val naar links niet te permitteren is. Als beloning voor ons gedeisd houden mogen we nog een reeks brede haarspelden afracen naar Ponet, en sluiten we de trip met een voldaan gevoel af.
Praktisch
Zoals bijna altijd in Frankrijk is het handig om de IGN kaart met gemarkeerde wandelroute’s, met name GR’s, te gebruiken als leidraad. In dit deel van de Drôme delen wandelaars, fietsers, ruiters en een enkele crossmotor de route’s. Medio september zijn er zo weinig bezoekers dat je allang blij bent als je überhaupt één ander mens tegen komt, dus laat het vooral geen belemmering zijn. Behalve een IGN kaart bij de plaatselijke supermarkt of tabac halen is voor de GPS gebruiker VisuGPX een handige tool om kaarten te kijken, route’s te tekenen en ze te downloaden. Verder zijn boeken van VTopo (meer bepaald de ‘Chemins du Soleil’ reeks) ook bruikbaar om ideeën op te doen.
Bij de laatste trip verbleven we op de Camping Municipal de Justin in Die, geopend van het laatste weekend in april tot en met het laatste weekend september. ’s Zomers is de camping bomvol met Nederlandse caravans: wie per sé dan gaat kan het beste zo vroeg mogelijk (voor maart!) een plek reserveren. In Chatillon-en-Diois is ook een camping municipal die eveneens aan te raden is. Deze is wat ruimer geopend. Belangrijke faciliteiten (supermarkt, kroeg, zwembad) zijn op beide locaties aanwezig of vrij dichtbij.
Midden september is het in Die nog dertig graden, maar het weer kan behoorlijk wisselen. De nazomer is vaak droog en warm, maar de nachten kunnen flink koud worden. In juni heb ik hier ook wel eens echt hondenweer gehad, dus, zoals altijd in de bergen: neem een variatie aan kleding mee. De ondergrond van de lager liggende paden is een combinatie van steen en los grind, in het najaar bezaaid met dennenappeltjes. De hoger liggende paden, tegen het Plateau de Vercors aan, bevatten vooral bosgrond en stenen met een laagje algen. Hoewel we deze keer fietsen met 150 mm veerweg mee hadden is een XC fully met redelijke banden ruim voldoende: er is volop mogelijkheid tot (zeer) technisch klimmen en de afdalingen laten zelden toe echt snelheid te maken.
Tekst: Eric Wictor
Foto’s: Erik Nienhuis & Eric Wictor
Met dank aan Pino voor het uitlenen van kaartmateriaal en routeboekjes
moooi! :-)