Tekst: Jeroen van den Brand
De band maakt het grootste verschil
De (r)evolutie van ‘de gravelbike’ is grotendeels toe te schrijven aan bandenfabrikanten. Ja, elk fietsmerk heeft wel een gravelbike in zijn programma met daarbij een eigen filosofie van wat ‘een gravelbike’ is. Maar de diversiteit binnen het gravelgenre zou niet bestaan hebben, zonder de grote variatie in beschikbare banden. Inmiddels is er van alles beschikbaar voor je gravelbike. Van zeer subtiel benopte banden voor hardere ondergronden, tot banden die qua formaat én noppen niet misstaan op een mountainbike. In algemene zin is echter wel te stellen dat steeds meer gravelbanden qua afmeting, constructie en materialen aanleunen tegen de banden die je tegenkomt bij de mountainbike.
“… hoe groter de band, hoe meer ruimte je hebt om te spelen met de balans tussen comfort, grip en het voorkomen van doorstoten van de band tot op de velg.”
Dat is niet voor niets, want een grotere band geeft je – bij de juiste druk – méér tractie en méér demping. En daarmee heb je dus ook meer marge wanneer de ondergrond alles behalve vlak is. Meer volumineuze banden zijn ook gunstiger voor zwaardere rijders. Of bikers die hun gravelbike volhangen met proviand voor een paar dagen volledig off-grid. Bovendien: hoe groter de band, hoe meer ruimte je hebt om te spelen met de balans tussen comfort, grip en het voorkomen van doorstoten van de band tot op de velg.
Lagere druk: minder rolweerstand offroad
Een lagere druk heeft ook zeer gunstig effect op de rolweerstand wanneer je het asfalt verlaat. Ja; op glad, strak asfalt rolt een band met een hogere spanning beter. Immers; hoe hoger de bandspanning, hoe minder vervorming en dus hoe minder de rolweerstand. Offroad echter, geldt precies het omgekeerde. Hoe lager de bandenspanning, hoe meer de band zich kan vormen naar het oneven terrein. Bij gevolg werken de oneffenheden minder ’tegen’ en rolt het geheel dus gemakkelijker.
700c of 650b wielen
Momenteel kom je twee wieldiameters tegen op gravelbikes: 700c en 650b. Dit zegt iets over de velgdiameter, waarbij de 650b-velg dus de kleinere van de twee is. Op die kleinere velg past vervolgens een bredere band. Die band is ook hoger, waardoor de totale diameter aardig in de buurt komt van een 700c-setup met een smallere band. Het breedste deel van de bredere 650b-band zit wat lager en in veel gravelbikes kun je dus beide wieldiameters kiezen. Typisch zie je dat gravelbikes met 700c (wat staat voor de velgdiameter) wielen bijvoorbeeld tot 45 mm brede banden aan kunnen. Kies je 650b velgen, dan kun je tot bijvoorbeeld 50 mm of zelfs nóg breder gaan. Elke framefabrikant heeft hier zo zijn eigen afwegingen. En sommigen bieden zelfs complete gravelbikes met (al dan niet naar keuze) beide wiel/band-opties af fabriek aan.
Als een ‘groot’ bandvolume je uitgangspunt is, dan lijkt de 650b-optie beslist de meest interessante. Maar let op: niet in elke gravelbike past ‘zomaar’ een 650b-setup. Soms is de voor- of achtervork gewoonweg te smal om er een bredere band op kleinere velg in te kunnen monteren. Als je vervolgens dan ook nog een kleinere ‘dikke band’ kiest om de 650b-setup toch werkbaar te maken, kan het zomaar zijn dat de totale wielomtrek (te)veel afwijkt. En dat ga je merken in het stuurgedrag van je bike. Ook staat je trapas dan lager en heb je dus eerder de kans dat je pedalen de grond raken in een bocht.
Welke bandenspanning voor je gravelbike?
Maar wat is nu ‘de juiste druk’ voor je gravelbanden? ‘Zo laag mogelijk’ kan een uitgangspositie zijn, maar zoals elke keuze, is ook de ‘juiste bandenspanning’ een compromis. Op die vraag is dan ook simpelweg géén eenduidig antwoord te geven. Want ook al is ‘zo laag mogelijk’ je streven; wat ‘laag’ is, is afhankelijk van meerdere aspecten. Zaken zoals je eigen gewicht, het type en de afmetingen van de band en de breedte van je velg. Maar ook de ondergrond, en natuurlijk je rijstijl.
Ter indicatie doen we even een rondje onder de gravelaars op onze eigen redactie:
- Thijs (68 kg): rijdt met met een setje 650b x 50 mm banden gemonteerd op velgen met een interne breedte van 24 mm met een spanning zo laag als 1,4 bar (20,3 psi), wanneer-ie z’n gravelbike pakt voor een ronde over de lokale mountainbikeronde. Voor ritten over vooral verharde ondergrond kiest-ie een 700c x 35 mm setup op 3,0 tot 3,5 bar (43,5 tot 50,7 psi);
- Mark (80 kg): combineert vooral écht gravelpaden en asfalt bij zijn gravelrondes, rijdt met veelal 2,8 tot 3,0 bar (40 tot 43,5 psi) in zijn 700c x 44 mm banden op harde ondergrond. Is het aandeel asfalt laag bij z’n ronde, dan zakt-ie tot 1,8 bar (26,1 psi);
- Eric (75 kg): rijdt met 700c x 38 tot 40 mm banden op harde ondergrond met 3,0 bar (43,5 psi). Ook op ruige mountainbikepaden houdt-ie – vanwege een wat ruwere rijstijl – die druk veelal aan. Is het aandeel boomwortels in z’n route laag, dan zakt-ie tot circa 2,0 bar (29 psi);
- Lars (70 kg): rijdt met 700c x 45 mm banden en heeft nog nooit de behoefte gevoeld naar smaller. Hij rijdt in Nederland rondjes die alles combineren van asfalt tot veldwegen tot stukjes mountainbikeroute. Af en toe laat hij de gravveler ook los in het buitenland, waar het soms wel wat grover is. Hij zet zijn banden standaard op een lage 1.7 voor en 1.8 bar achter, soms zelfs nog een tiende bar lager, af en toe toe een lichte doorslag op de velg accepterend;
- Ikzelf (67 kg): ik rij met zowel 650b als 700c wiel-/bandcombinaties over routes waarbij ik wat asfalt combineer met karrensporen én mountainbikeroutes. De 650b wielen met bredere banden zet ik ze meestal op 1,5 tot 1,7 bar (21,7 tot 24,6 psi). De 700c x 40 mm banden die ik regelmatig gebruik, rij ik veelal op 1,8 bar (26,1 psi) bij ritten met gevarieerd terrein. Rij ik vooral verhard, dan komt de wijzer van mijn drukpomp ook nog steeds niet voorbij 2,0 bar (29 psi).
Gebruik de potentie van een grotere gravelband: rij ‘m tubeless
Je kan uiteraard op pad gaan met binnenbanden gemonteerd in je gravelbanden. Maar wanneer je op relatief lage bandenspanning wilt rijden, loop je daarmee wel extra risico. Want als je hard op wortel, steen of in een kuil rijdt, loop je een grote kans op een doorstootlek. Bij een doorstootlek – ook wel stootlek of ‘snakebite’ genaamd – wordt de binnenband geplet tussen de buitenband en de opstaande velgrand. Met name butyl binnenbanden zijn hier heel gevoelig voor, want het materiaal knapt onder die hoge, lokale druk vrij gemakkelijk. Het gevolg is een sneetje in de lengte richting van de binnenband.
Overigens: anders dan bovenstaande illustratie laat zien, is de kans heel groot dat je met beide velgranden het obstakel of de grond raakt. Zodoende zul je dus bij een stootlek vaak twee parallel liggende sneetjes in de binnenband hebben. Hieruit volgt de Engelse term ‘snakebite’.
De beste oplossing tegen stootlek: géén binnenband
Welke wieldiameter en bandbreedte je ook kiest voor je gravelbike, een tubeless-setup laat je maximaal profiteren van de voordelen van het rijden op een lage druk, want er is namelijk géén binnenband die je doorstootlek kunt rijden. En dus:
- kun je behoorlijk bedrijfszeker met lage bandenspanning rijden, en;
- gebruik je altijd een vloeibaar dichtmiddel, wat dat helpt kleine lekken te dichten, dus de kans dat je onderweg met een platte band komt te staan, is veel kleiner.
Merk op: 100% zeker niet doorstootlek rijden? Dan is thuisblijven de enige optie, want óók een buitenband kun je doorstootlek rijden. Maar omdat een (tubeless) buitenband beduidend sterker is, gebeurt dit echt echt zelden. De grootste winst behaal je dus door de binnenband weg te laten.
Nadelen van tubeless
Méér bedrijfszeker met lage bandenspanning rijden klinkt prima. En de zelfdichtende eigenschappen van het vloeibare dichtmiddel zijn beslist fijn. Maar er kleven (soms letterlijk…) ook nadelen aan een tubeless-setup:
- Een buitenband wisselen is wat meer gedoe dankzij dat vloeibare dichtmiddel;
- vloeibare dichtmiddelen drogen – afhankelijk van hun samenstelling – uit. Je zult dus af en toe wat moeten toevoegen. Let dus bij de keuze van je het dichtmiddel ook op de onderhoudsfrequentie.
Een tubeless-setup heeft toch ook minder rolweerstand?
Als je al verdiept hebt in tubeless-setups, dan zul je ongetwijfeld claims voorbij hebben zien komen dat het de rolweerstand verlaagt. Want een binnenband vervormt met de buitenband mee en vervorming kost energie, waarbij de wrijving tussenbeide ook nog eens energie kost, toch? Ja en ja. Talloze laboratoriumtesten laten inderdaad een verschil zien die door voorgenoemde effecten te verklaren lijken. Echter, bij testen wordt de band veel lokaler én extremer vervormd, omdat de band op een drum wordt afgerold. Bevraag verschillende bandenfabrikanten en ze zullen allemaal beamen dat de relatie tussen die laboratoriumtest en de praktijk scheef gaat.
“Vooral offroad zijn er zoveel méér variabelen die een groter effect hebben, dat rolweerstand sec niet hét uitgangspunt moet zijn voor het overwegen van een tubeless-setup.”
Nu kun je tegenwerpen dat de onderlinge verschillen op die zelfde testbank nog altijd iets zeggen in relatieve zin; alleen ook die verschillen vertalen niet één-op-één naar de praktijk. Je zou verwachten dat in in deze high-tech tijden men zulke zaken wel weet te interpreteren, maar dat is nog steeds niet eenduidig het geval. En dit hele punt is zo’n beetje dé heilige graal van bandenfabrikanten…
Als je dan al conclusies wilt verbinden aan de verschillen die zichtbaar zijn op meetbanken tussen een setup met en zonder binnenband, dan zul je zien dat de getallen dusdanig klein zijn, dat je het in de praktijk amper of geheel niet zelf zult waarnemen. Vooral offroad zijn er zoveel méér variabelen die een groter effect hebben, dat rolweerstand sec niet hét uitgangspunt moet zijn voor het overwegen van een tubeless-setup.
Hoe ziet een tubeless-setup er uit?
Nagenoeg elke gravelbike komt standaard met een wielset die tubeless gemaakt kan worden. Uitzonderingen vind je hooguit in het instapsegment, waar we over gravelbikes van minder dan € 1.200 praten. Bij een tubeless wielset is de velg dusdanig van afmeting dat-ie een nauwe passing geeft met de hieldraad van een tubeless(-ready/-compatibel) buitenband. Maar daarmee is de tubeless-setup van je gravelbanden nog niet compleet. Een overzicht van een tubeless-setup:
- Tubeless-velglint
Het velgbed moet worden afgedicht met een speciaal velglint dat luchtdicht is en ook bijdraagt aan de passing tussen velg en band. Wanneer je wielset al tubeless-compatibel was, dan kun je het tubeless velglint herkennen omdat het er in vrijwel alle gevallen opgedrukt staat. Twijfel je bij jouw wielset hieraan, informeer dan even bij je lokale bikeshop of check de specificaties van de fabrikant van de wielfabrikant.
- Tubeless-ventielen
Bij een tubeless-setup heb je losse ventielen nodig die je monteert in de velg. Deze hebben een rubberen voet die een afdichting vormt tussen het velgbed en het ventiel. In eigenlijk alle gevallen is de ventielkern vervolgens verwijderbaar. Je kunt langs deze kan dan – met de band nog gemonteerd op de velg – vloeibaar dichtmiddel toevoegen. Extra slimme ventielen zijn er ook: die laten je zelfs toe dichtmiddel toe te voegen (of uit te nemen ) zónder je banden volledig leeg te laten lopen.
- Tubeless-compatibel banden
In tegenstelling tot wat je misschien zou denken óf hopen is ook het concept ‘tubeless’ niet gestandaardiseerd. Per merk is de aanduiding voor een tubeless-compatibel band dan ook anders. Zo noemt Schwalbe ze bijvoorbeeld ‘Tubeless Easy’ (TLE), Vittoria ‘Tubeless-ready’ (TLR) en ‘Tube-No-Tube’ (TNT) en WTB noemt het ‘Tubeless Compatible System’ (TCS). De exacte uitvoering kan dan ook verschillen, maar grofweg beloven en werken ze allemaal hetzelfde.
- Vloeibaar dichtmiddel
Tot voor kort was het merendeel van de vloeibare dichtmiddelen (door bikers ook wel ‘bandenmelk’ genoemd) latex-gebaseerd. Dat materiaal hecht goed aan het rubber van een buitenband. Het droogt alleen snel uit, en daarom worden er allerlei stoffen aan toegevoegd, waarbij niet zelden ammoniak. Ammoniak is echter corrosief voor aluminium velgen en tast soms ook het rubber van de band aan. Om die reden zijn er tegenwoordig talloze andere vloeibare dichtmiddelen die niet-latex-gebaseerd zijn. De werkingsgraad en duurzaamheid van die werking varieert echter per merk nog al eens.
- Pomp met groot volume en fijne schaalverdeling
Bij het rijden op een lage bandenspanning kan een tiende bar verschil al een merkbaar verschil maken. Het is dan ook aan te bevelen een groot-volume voetpomp te gebruiken met een kleine schaalverdeling. De hoge(re) drukpomp die je voor je racefietsbanden gebruikt om ze op 7 bar te pompen? Die gaat niet nauwkeurig genoeg zijn.
Tubeless gravelbanden: de keuzes
Profiel
Inmiddels zijn er gravelbanden met ongeveer elk denkbaar profiel op de markt. De keuze is dus groot. Maar wat het beste werkt voor jou, hangt natuurlijk compleet af van wat je tijdens je gravelrit(ten) gaat doen. Zoiets als één profiel dat zowel ideaal is voor harde als zachte en grove ondergronden, bestaat simpelweg niet. Je keuze zal dus altijd een compromis zijn tussen de aspecten die je het meest van belang vindt. Realiseer je echter, dat je óók met weinig profiel in combinatie met een lage druk je nog behoorlijk ver kunt komen offroad. Je mag dus best conservatief zijn in de keuze voor grote(re) noppen. Dé tip is vooral om te focussen op de optimalisatie van het geheel van band, velg en de spanning.
Karkas
En bij die optimalisatie hoort de keuze voor een goed karkas. Hierboven stipte de ‘tubeless-compatibel’ gravelband al even aan. Deze verschillen van een niet-tubeless-compatibel band in de eerste plaats omdat ze een geoptimaliseerde constructie rondom de hieldraad hebben. Typisch is een extra afdichtlip voorzien die na montage en onder (lichte) druk een betere aansluiting én dus luchtafdichting geeft ten opzichte van de velg.
In nagenoeg alle gevallen is de hele band ook dusdanig met rubber ‘doordrenkt’ zodat-ie zo goed als luchtdicht is. De microgaatjes die er soms nog zijn, worden dan door het vloeibare dichtmiddel alsnog afgedicht. Sommige gravelbanden zijn sneller écht luchtdicht dan andere. En dat heeft eigenlijk altijd te maken met de karkasconstructie.
Vrijwel elke bandenfabrikant heeft vaak meer dan één karkas-type voor dezelfde band. Het lijkt dan aanlokkelijk te kiezen voor de lichtste; minder roterende massa is fijner, toch? Qua acceleratie misschien wel. Maar de enige echte plek waar gewicht te besparen is, is in de opbouw van het karkas. En dat ga je merken in bedrijfszekerheid en stabiliteit. Enerzijds heb je bij de dunste karkassen vaak méér vloeibaar dichtmiddel nodig om de band goed luchtdicht te krijgen. Anderzijds; dunnere karkassen geven minder goede support, zeker bij lage bandenspanning. Zoals in onderstaande illustratie – ietwat gechargeerd – is weergeven, klapt een band met een relatief dun karkas simpelweg gemakkelijker om. Het behoeft weinig uitleg dat dat het rijden van bochten er niet gemakkelijker op maakt.
Als je met je gravelbike de grofste paden niet schuwt, is het ook slim om de dikkere karkas-variant te overwegen. Deze zijn in de regel veel beter beschermd tegen het snijden van grote stenen, zoals je die al snel buiten onze landsgrenzen tegenkomt.
Velgbreedte
Het laatste punt dat je in de optimalisatie van je tubeless-setup op je gravelbike in (her)overweging kunt nemen, is de velgbreedte. Ook bij gravelbikes worden steeds bredere velgen toegepast. 25 of zelfs 27 millimeter interne breedte zijn nu al geen uitzondering meer. De reden hiervoor is eenvoudig én erg doeltreffend: hoe breder de velg, hoe meer stabiliteit je band heeft.
“Uiteraard gaat ‘breder is altijd beter’ niet per definitie op; het is het samenspel tussen velgbreedte en bandbreedte die er toe doet.”
Negen tegen tien had je gravelbike bij uitlevering al een tubeless-compatibel wielset en hebben de velgen een binnenbreedte van 20-24 mm. Mochten ze aan de smalle kant zitten én ben je nog van plan je wielset ooit te upgraden, neem die breedte dan zeker mee in je keuze voor een nieuwe wielset.
Uiteraard gaat ‘breder is altijd beter’ niet per definitie op; het is het samenspel tussen velgbreedte en bandbreedte die er toe doet. Het heeft weinig zin om een enorm brede velg te kiezen om er vervolgens een uiterst smalle gravelband om te monteren. Andersom geldt ook: monteer niet een enorm brede band, op een relatief smalle velg. In het eerste geval trek je het loopvlak te breed en worden schoudernoppen teveel plat gedrukt. Bij een smalle velg met een brede band, worden de schoudernoppen juist zovér naar de zijkant van de band verplaatst, dat ze niet of nauwelijks nog mee doen bij het insturen van een bocht.
Elke velgfabrikant zal vermelden voor welke bandbreedtes hun velgen geschikt zijn. Bandenfabrikanten doen het omgekeerde. Ook hier geldt: er is niet één universele waarheid. Onderstaande tabel van Schwalbe geeft je een overzicht van de door de ERTRO afgestemde (‘industrie standaard’) combinaties van velg- en bandbreedtes en wat zij daarnaast als ‘speelveld’ definiëren.
Tubeless gravelbanden monteren
Een tubeless setup maken schrikt sommigen nog steeds af. Begrijpelijk; niet alle band/velg-combinaties werken even vlot. En dan is het gewoon gedoe en geklieder omdat het vloeibare dichtmiddel langs alle kanten naar buiten komt. Er zijn online talloze instructievideo’s te vinden die je stap-voor-stap uitleggen hoe je dit het slimste aanpakt. Maar hieronder vind je alsnog een beknopt stappenplan om je op weg (of eigenlijk vooral off road) te helpen, met daarbij enkele praktische tips.
Algemeen
In algemene zin geldt dat het altijd aan te bevelen is om de handleidingen van de onderdelen die je gebruikt goed te raadplegen. Soms staan daar specifieke instructies in die voor het betreffende product het verschil tussen een gemakkelijke montage en een hoop gevloek kunnen betekenen.
1. Tubeless-velglint
Controleer eerst of er tubeless-velglint is aangebracht in je wielset. Indien niet, doe dat alsnog nadat je de velg zeer goed hebt gereinigd zodat de tubeless-velglint ook goed hecht. Zorg voor voldoende overlap van de uiteinden van de tape.
Tips:
-
- Indien je een nieuwe velglint hebt geïnstalleerd, moet je eerst een gaatje prikken in het velglint; gebruik hiervoor een priem. Hiermee maak je een mooi rond gaatje. Door de punt van de priem te verwarmen, smelt de rand van het gat iets en dat geeft extra zekerheid dat het gat niet uitscheurt. Gebruik in elk geval nooit een mes of kruiskopschroevendraaier; de kans dat het gat uitscheurt is dan erg groot;
- Het kan helpen om de wielset een avond lang met een opgepompte binnenband (en dus ook buitenband) weg te zetten. Door de druk zal de tape overal goed aangedrukt worden voor een luchtdichte passing.
2. Installeer een tubeless-ventiel
Let er bij de montage van het tubeless-ventiel goed op dat de rubberen voet van het ventiel goed aansluit aan de binnenzijde van de velg. Bij sommige tubeless-ventielen moet je op uitlijning letten omdat ze niet rond maar langwerpig zijn, waarbij je de langste zijde parallel moet laten lopen met het velgprofiel.
3. Monteer de buitenband
Leg de buitenband met één van de hieldraden rond de velg. Begin tegenover het ventiel; dan ligt de hieldraad vanzelf voor het grootste deel in het laagste deel van de velg. Je hebt dan dus de meeste ‘ruimte’ om de – vaak strak passende – tubeless gravelband om de velgrand heen te trekken. Zorg ervoor uiteindelijk voor dat de hieldraad overal mooi in het midden van de velg ligt, zodat er nauwelijks spanning op de buitenband staat. Leg nu de andere hieldraad óók in de velg, wederom in het laagste deel.
Tips:
-
- Om de volgende stap te vergemakkelijken kan het handig zijn de hieldraden te voorzien van montagevloeistof. Goed schuimend zeepsop werkt óók;
- Alternatief kun je ook met een stevige bandenlichter proberen om de hieldraad rondom al op de schouder van de velg te ‘wippen’. Dit doe je rondom zoals je een bandenlichter gebruikt om een band los te halen, maar bij deze actie trek je dus de hieldraad dan niet over de velgrand;
4. Pomp de band op tot-ie ‘plopt’
Dit is een korte instructie, maar meestal is dit de lastigste en meest uitputtende stap, afhankelijk van de band en velg die je toepast. Bij een fijne combinatie zal een gewone vloerpomp voldoende werken om je gravelband te laten ‘ploppen’ in de velg. Dit ploppen houdt in dat de hieldraden op hun plek boven op de schouders van het velgprofiel, tegen de velgrand aansluiten. Lukt dit niet, dan heb je een grote(re) stoot lucht nodig.
Tips:
-
- Een compressor werkt hiervoor veruit het meest perfect;
- Alternatief gebruik je een losse booster – een drukvat dat je met een reguliere pomp oppomp, zoals bijvoorbeeld de Birzman Pump Up Booster;
- Er zijn ook vloerpompen mét een drukreservoir specifiek voor deze taak, zoals de Bontrager TLR Flash Charger;
5. Voeg vloeibaar dichtmiddel toe
Nadat de band goed ‘geplopt’ is (rondom goed in de velg aansluit en dus slingervrij rond de velg zit), laat je de druk af en verwijder je de ventielkern. Via het ventiel voeg je nu vloeibaar dichtmiddel toe. Controleer altijd even de hoeveelheid die de fabrikant van de band én het dichtmiddel voorschrijven. Ben niet te zuinig. Liever iets meer vloeistof, dan krap-an.
Tips:
-
- Veel tubeless vloeibare dichtmiddelen worden geleverd met een losse applicatie fles/flacon die rechtstreeks ín (zoals de kleine fles die je bij Schwalbe’s Doc Blue meegeleverd krijgt) of óp (zoals die van Peaty’s) het ventiel past. Hierbij is het de truc om het wiel eerste met het ventiel aan de bovenkant neer te zetten, de fles/flacon aan te sluiten en het geheel vervolgens langszaam 180 graden te draaien, zodat het ventiel beneden staat en je de vloeistof de band in kunt knijpen;
- Er zijn ook talloze injectorsets op de markt, waarbij je een injectiespuit via een slang aan je tubeless-ventiel koppelt, zoals Orange Seal;
- Veruit de grootste kans op succes en minste kans op geklieder bij de montage van tubeless mountainbike- en gravelbanden hadden wijzelf met de complete tubeless set van Milkit. Het speciale ventiel laat je toe om je tubeless band op (enige) druk te laten staan, zodat je niet bang hoeft te zijn dat de hieldraad losspringt, terwijl je via een injectie naald dóór het speciale ventiel het vloeibare dichtmiddel toevoegt;
6. Pomp de band op, roteer en schud ‘em
Monteer de ventielkern terug en pomp de band op. Controleer daarbij goed of de hieldraad rondom aan beide zijden nog goed aansluit. Indien niet, dan zal hier veel lucht én dichtmiddel ontsnappen. Stop dan, en pas dan opnieuw wat montagevloeistof of zeepsop op die plek toe voor je verder pompt. Als de hieldraad rondom is losgeschoten is het slimmer om nu ook weer eerst de ventielkern te verwijderen voor je de pomp aansluit. Na het opnieuw ‘ploppen’, haal je de pomp los en monteer je snel de ventielkern, zodat je zo min mogelijk luchtdruk verliest. Pomp hierna de band op tot 2-2,5 bar – meer is echt niet nodig – en schud het geheel op en neer, terwijl je het wiel langzaam draait. Door dit te doen, zorg je dat het dichtmiddel overal passeert en eventuele kleine gaatjes in het karkas of langs de hieldraad afdicht.
Do’s & don’ts tubeless-setup
Naast bovenstaande tips die vooral de montage aangaan, zijn er ook nog een aantal specifieke punten die goed zijn om mee te nemen in je overwegingen.
-
- Vloeibare dichtmiddelen drogen op den duur uit. Het ene middel sneller dan het andere. Let hier dus bij op bij aanschaf én realiseer je dat een tubeless-setup – ook al houdt je band prima zijn spanning – onderhoud nodig heeft door af en toe wat dichtmiddel toe te voegen.
- Als je lek rijdt is een CO2-patroon handig om snel je band terug op spanning te hebben. Of… wanneer-ie los is gekomen van de velg, om de band snel te laten ‘ploppen’ in het velgbed. Controleer echter of het door jouw gekozen dichtmiddel hiervoor geschikt is. De uitstroom van een CO2-patroon is namelijk extreem koud en het kan je vloeibare dichtmidden laten bevriezen!
-
- Dat het vloeibare dichtmiddel ook gaatjes kan dichten, wil nog niet zeggen dat je nooit meer met een platte band komt te staan;
- Net als een tubeless mountainbikeband is ook een gravelband met een plug snel te dichten wanneer je op een spijker of glasscherf lek bent gereden. Er zijn talloze slimme, compacte tooltjes op de markt waar een plug-set in verwerkt zit. Hou er echter wél rekening mee dat een plug eigenlijk géén permanente reparatie is. Bij thuiskomst vervang je hem dan ook het beste met een tubeless-plakker aan de binnenzijde van de band;
- Als alternatief op een plug is een reserve binnenband natuurlijk ook prima. Is gewicht of de ruimte die een binnenband inneemt in je bagage een groot punt, overweeg dan de uiterst compacte kunststof binnenbanden, zoals die van Tubolito of de Aerothan van Schwalbe. Zie ook volgend hoofdstuk voor meer informatie over deze kunststof binnenbanden.
- Tot slot: een goede tubeless-setup is absoluut bedrijfszeker. Maar dé tip is natuurlijk om niet de avond voor je meerdaagse bikepackingtrip voor het eerst een tubeless-setup te monteren. Neem er de tijd voor en doe ervaring op ruim voordat je huis en haard verlaat voor een flink avontuur.
- Dat het vloeibare dichtmiddel ook gaatjes kan dichten, wil nog niet zeggen dat je nooit meer met een platte band komt te staan;
Alternatieven voor tubeless?
Er zijn ontegenzeggelijk veel voordelen aan een tubeless-setup op je gravelbike. Zijn er dan helemaal geen alternatieven wanneer je het toch te veel gedoe vindt en toch enigszins bedrijfszeker met een lage bandenspanning wilt rijden? Jawel. En wel in de vorm van een binnenband (…). Meer bepaald binnenbanden van thermoplastisch polyurethaan (TPU of TPE-U). Bandenfabrikanten Schwalbe en – sindskort ook – Pirelli leveren ze. De Oostenrijkse firma Tubolito levert niets anders dan dit soort kunststof binnenbanden.
Deze kunststof binnenbanden zijn vele malen sterker dan een reguliere binnenband van butyl. Ze zijn zodoende ook erg goed bestand tegen doorstootlekrijden. Bovendien geven ze je buitenband ook wat meer stabiliteit, zoals we zelf ook al ervaren hebben. Ze zijn – net als veel tubeless-setups – ook lichter dan een butyl binnenband, dus op papier lijkt het haast zelfs gunstiger dan een tubeless-setup. Maar je mist natuurlijk wél de dichtende werking van een vloeibaar dichtmiddel, zoals bij een tubeless-setup. Dat gezegd hebbende; bij in elk geval de Aerothan binnenbanden hebben we ervaren dat wanneer je toch een doorntje oppikt, de band niet snel leeg loopt. Het materiaal is dus enigszins zelfdichtend.
Thuis zul je dan alsnog met een plakset aan de slag moeten. Maar juist hier werkt die zelfdichtende werking tegen. Want het lek is moeilijk traceerbaar omdat je een TPU / kunststof binnenband buiten een buitenband niet al te hard mag oppompen. Laatstgenoemde komt doordat een kunststof binnenband permanent vervormt bij het oppompen. Dat betekent dus ook dat het afgeraden is om een gebruikte binnenband in een andere buitenband (met andere afmeting) te monteren. Dus als je vaak banden wisselt en om die reden geen tubeless-setup overweegt, dan heb je aan een kunststof binnenband mogelijk toch niet dé oplossing.
Tekst: Jeroen van den BrandFoto’s: Marleen Mescher, Mark ten Napel, Thijs Roeleveld, Arjan Kruik, Jeroen van den Brand
Met dank aan DT Swiss, Schwalbe en Specialized voor het beschikbaar stellen van het materiaal.