Voorwoord
Eigenlijk zou een verhaal over ‘moderne’ geometrie overbodig moeten zijn, maar ik zie nog steeds dealers fietsen van ruim €6000,- afleveren met 110 mm stuurpennen en een afgezaagd stuurtje. Vervolgens zit het zadel ook helemaal achterin de klem van de zadelpen geramd. As er iets ontmoedigt om technische secties te rijden…
Nu zeg ik niet dat je direct je huidige fiets weg moet gooien. Evenmin dat je niet technisch kán rijden op dergelijk materiaal. Genoeg lui die niet anders gewend zijn en hier prima op rijden, maar dat ligt puur aan hun skills. Die ouderwetse geometrie is eerder voor iedereen een drempel. Waarom bij je volgende aanschaf niet die drempel weg nemen en kiezen voor een fiets die je uitdaagt nóg meer te proberen met nóg meer snelheid?
Lange tijd leek de geometrie van de mountainbike vooral een afgeleide van die van de racefiets. Balhoofdhoek en zadelbuishoek lagen min of meer vast op 71 respectievelijk 73 graden. Frame’s waren kort, bovenbuizen even zo. Daardoor was een comfortabele, efficiënte houding slechts mogelijk met een stuurpen van meer dan een decimeter.
Zulke lange pennen en de frames waar ze bij passen horen op één van twee plekken: Het mountainbikemuseum of de Kliko.
Lang leek men niet echt beter te weten. De achterliggende gedachte was vermoedelijk dat wielbasis en balhoofdhoek – vooral kort, respectievelijk steil – bepalend waren voor een goed sturende fiets. Goed sturend zijnde ‘lekker nerveus’. Toen de eerste 29ers op de markt verschenen hadden we wat moeite die kort door de bocht te krijgen. Daarop werden fietsen aanvankelijk nog korter en steiler. Sorry, maar zulke lange pennen, en de frames waar ze bij passen, horen op één van twee plekken: Het mountainbikemuseum of de Kliko. ‘Lekker nerveus’ klinkt misschien leuk, maar zo’n fiets is door de steile hoeken en korte wielbasis verre van spoorvast. Zo’n fiets reageert ook nog sterk op kleine gewichtsverplaatsingen. Met een lange stuurpen stuurt het vervolgens als een dweil. Tot slot is de enige mogelijke afdaalhouding die van totale paniek, met je buik plat op je zadel.
Noem het maar de ‘enduro’ trend: Fietsen met langere veerwegen zijn beter, praktischer en populairder geworden. Daarmee is veel volk gelukkig anders gaan denken over geometrie. Long, low and slack is sinds een jaar of twee het adagium. Frame’s zijn langer; balhoofdhoeken duiken ver onder de 69 graden. Zowel trapas- als framehoogte zijn lager komen te liggen. Deze ontwikkeling speelt inmiddels ook bij crosscountry-fietsen. Niet geheel toevallig valt dit samen met lomper wordende XC wedstrijden – en vaste route’s!
De voordelen van zo’n moderne geometrie zijn namelijk legio. De combinatie van een lang frame met een flauwe balhoofdhoek geeft een langere wielbasis. Op steile en ruwe passages is de fiets daardoor stabieler. Hij bokt minder en je gaat niet zo snel met je gezicht richting rock garden. Op een langere wielbasis is je gewichtsverdeling tussen voor- en achterwiel ook nauwkeuriger te doseren. Juist dít is belangrijk in situaties waar grip kritiek is. De lange reach zorgt voor een goede zit ondanks een veel kortere stuurpen. Hierdoor stuurt de fiets directer en is deze makkelijker van spoor te wisselen. Genoemde flauwe balhoofdhoek zorgt tot slot voor meer naloop van de voorvork. ‘Direct sturen’ staat zodoende niet gelijk aan ‘strontnerveus’. Door dit alles krijg je een fiets die in alle situaties beter is. Op één na…
Bochten. Hoe langer een fiets wordt, hoe platter je door de bocht moet. Waarom? Naarmate voor- en achterwiel verder uit elkaar staan, moet je verder insturen bij dezelfde snelheid. Stuur je verder in dan volgt vanzelf dat je fiets meer ‘leunt’. Werk je dit tegen dan haal je de bocht gewoon niet! Het is een simpel trucje/weetje maar vergt wat durf en gewenning. Netjes bochten rijden is immers een aangeleerde motoriek. Kan een fiets dan ook te lang worden? Jawel: Eén van onze redacteuren reed tijdens de Eurobike Demo dagen op een Finse Pole en vond deze fiets toch echt te veel van het goede. “Geen bocht door te krijgen”. Op een gegeven moment past het ook gewoon niet: Je wielbasis is meer dan de diameter van de bocht! Andere voorbeelden van fietsen die aan de extreme kant van de geo-trend zitten zijn de Mondraker Dune en de Nicolai Geometron van Chris Porter.
Combineer vervolgens een lange voorkant met een korte achtervork (ook weer zo’n trend) en je zit als rijder vooral met het gewicht op je achterwiel. Zonder bewust druk op je voorwiel te zetten, ben je dan bij hard insturen alsnog je tanden kwijt. Niet gek dan dat fietsen als een Dune of Geometron te boek staan als geschikt voor een erg actieve/’agressieve’ rijstijl. Evenmin gek dat een lange downhiller als Minnaar uiteindelijk om een langere achtervork vraagt: Voor de gewichtsverdeling. Daarnaast is te veel gewicht op het achterwiel nadelig als je klimt: Je voorwiel gaat ‘zoeken’.
Geen enkele moderne XC fiets is qua geometrie echter zo extreem dat je er in Nederland echte nadelen van zal ondervinden. Je hebt eerder méér controle, méér foutmarge én beter voorspelbaar rijgedrag. Hierdoor ga je vanzelf harder rijden of trail features uitproberen. En dat krappe bochten draaien? Dat vergt hooguit een klein beetje gewenning!
Pinkbike heeft overigens een interessant vergelijk tussen de Ripley LS en originele fiets. De conclusie, kort door de bocht: De lange, luie, flauwe variant ramt beter over obstakels terwijl het steilere, kortere broertje wat speelser is maar ook minder capabel op de ruwste stukken. Het is vooral een kwestie van nuance: iedere Ripley rijdt beter dan mijn vijf jaar oude ‘klassieke’ fully.
Conclusies
Het ligt toch écht aan de fiets. Moderne geometrie fietst stabieler, nauwkeuriger en voorspelbaarder. Nadelen heb je er eigenlijk niet van, tenzij je een 170 mm enduro-wedstrijdbak gaat misbruiken voor krappe rondjes Rhenen. Kijk bij de volgende aankoop echter naar een crosscountry fiets met courante getallen. Je zal er achter komen dat zo’n fiets veel veiliger en veelzijdiger is geworden. Enerzijds kan dat de drempel ontnemen om toch die laatste paar punten in je techniek bij te schaven of eens wat echt nieuws, vets te leren rijden. Anderzijds: je ‘XC bak’ is voortaan een stuk algemener inzetbaar, ook op paden die we voorheen misschien als te snel en/of ruw beschouwden voor zulk geschut. Netto heb je er, hoe dan ook, vooral een heleboel meer lol mee!
Geometrie is IMO gewoon.. muggenziften, vind ik.
Nee, een Singletrack 970ZX uit ’96 kan niet (behalve als je Wasmachineman heet o3o) maar een moderene bike als een Maverick of Specialized Enduro uit de midden jaren 00 heeft toch geen slechte geo of wel?
Niet vergeleken met een 2016 120 mm XC/trail fiets, nee. Pak het geo tabel van een 2005 Enduro erbij en die getallen zijn – op de flauwe zadelhoek na – redelijk modern. En dat is ’t ‘m juist! Geometrie die we vroeger bij veel lomper gebruik vonden passen is *juist* heel zinvol voor ons alledaags rijden op XC fietsen.
Ik ervaar dat juist subtiele wijzigingen een heel ander stuur- en rijgevoel geven. Dat wordt pas duidelijk als je ineens (of meerdere keren) wisselt tussen fietsen die verder (afmontage, veerweg, gewicht) vergelijkbaar zijn.
Dat merkte ik op een Red Bull NPL uit 2004 toen ik de stuurpen vervangde, ging van 120mm naar 90mm, het leek alsof ik op een nieuwe fiets reed!