Verandering van spijs doet eten, toch? Als dit waar is, dan is een wielerklassieker van 170 kilometer te vergelijken met een all-you-can-eat buffet, daar waar een mountainbikewedstrijd voor mij ondertussen te vergelijken is met tagliatelle bolognese: erg lekker, maar het is niet dat ik me afvraag ‘oeh, wat zal er nu toch komen?’. Zo’n buffet, vol met allerlei lekkers, maar ook met allerlei dingen die je beter kan laten liggen, kreeg ik afgelopen zaterdag te verwerken bij de Witte Kruis Classic in Den Haag. In een combinatieploeg met enkele West-Friese doorlopers van HRTC Hoorn waren we aanwezig om een vijf man sterk blok te vormen tussen de continentale ploegen, LSE’s en andere gesoigneerde clubteams in.
Omdat ik al zeker twee dagen voor de start had besloten mee te doen had ik me zeer goed voor weten te bereiden: bandjes op spanning, berg gelletjes mee waar je spontaan diabetes van krijgt, geld mee voor als je gelost wordt en trek krijgt in een toer-riffic stukje appelgebak… Alles dat een gezonde jongeman nodig heeft om 170 kilometer door ’s lands polders te kunnen overleven. Om niks op kop te rijden had ik ook nog 180 man personeel weten te regelen, die het allemaal vast niet erg vonden om mij uit de wind te zetten, mocht de situatie daar om vragen.
Na een zeer korte neutralisatie (niet dat er iets van te merken viel dat het neutralisatie was, want volgens mij reden we al ergens halverwege de 40 km/u) werd de groep losgelaten op de brede boulevards van Den Haag. De eerste paar kilometers (wat zeg ik, de eerste anderhalf uur) was het gezellig druk in het peloton. Ondanks dat de wegen breed waren, was het toch behoorlijk wringen om een beetje positie te houden. Ik ben van het mountainbiken gewend dat zo’n 30 seconden na de start alles al op een lint ligt, nu koersten we na een uurtje rijden met 50 km/u in een grote kudde wielrenners door Leiden alsof er niks aan de hand was. Her en der waren er in de polders wel wat schiftingen geweest, maar zo’n 120 man was er nog zeker bij elkaar.
Ergens in de buurt van Woubrugge (woonplaats van de winnaar van de vooralsnog laatste Elfstedentocht) vond ik het tijd voor een gelletje. Niet omdat ze zo lekker zijn, wel omdat het lekker windje mee ging, en ik zo in alle rust de tijd kon nemen om het dopje er af te schroeven en me tegoed te doen aan de 60 gram koolhydraten die de verpakking me beloofde. Voor de start hadden zo’n 12 mensen me gewaarschuwd: “na Woubrugge gaat het op de kant, als je dan niet ver genoeg voorin zit dan rijden ze je er zo af”. Mensen die mij kennen weten dat ik erg goed ben in goede raad overnemen, zo ook in dit geval. Veel te laat probeerde ik nog naar voren te komen, terwijl het gevreesde kruispunt en de daar aanwezige bocht naar links snel dichterbij kwamen…
Een laatste moment van rust. Een lange, goed lopende bocht naar links. De openingscene van Saving Private Ryan was er niks bij. Het peloton, althans, het gedeelte waar ik reed, werd aan flarden gereden. Toch wel deels onder de indruk van de getallen op mijn SRM probeerde ik zo lang mogelijk in het spoor van de voorste groep te blijven, maar het mocht niet baten. Samen met zo’n 30 andere ‘pannekoeken’ werden we op een kleine, maar definitieve achterstand gereden.
Er van overtuigd dat we uit koers gehaald zouden worden reed ik het volgende uur vrolijk voorin mee in de groep, geen enkele overnamebeurt overslaande. Ik had voor mezelf besloten dat ik er in ieder geval een goede training van zou kunnen maken om zo toch een tevreden gevoel aan deze hele exercitie over te houden. Bij de ravitaillering, na 120 kilometer, begonnen de benen vrij leeg aan te voelen. Het laatste uur had ik niet echt meer mijn best gedaan om bij te blijven qua drinken en gelletjes eten, ik zou immers toch bij Zoetermeer richting Den Haag aan moeten houden in plaats van richting Delft. De jurywagen kwam echter maar niet en we bleven vrolijk begeleid worden door een hele stoet politiemotoren. Zoetermeer kwam en ging, we reden Delft in, en we reden Delft weer uit, en nog geen jurywagen. Bij de stukken zijwind en wind mee, wanneer ik op moest letten en me echt in moest spannen, was er niks aan de hand. Wind tegen, waar ik me goed kon verschuilen, en mijn benen niet op volle toeren hoefden te draaien, dat is waar het zeer ging doen. Niet alleen fysiek: ook de gedachte dat er nog 40 kilometer te rijden was, was geen prettige.
Het bord ’25’ kwam als geroepen. Zelden ben ik zo blij geweest met een bordje langs de weg waarop ’25’ stond. De laatste kilometers reed de groep der verslagenen in alle rust over de Maasdijk richting Hoek van Holland. Voorin de groep werd er nog aardig gewerkt, achterin werd er geouwehoerd door diegenen die nog konden ouwehoeren. Ik ouwehoerde niet, ik telde alleen de kilometers af, en ik tuurde in de verte naar het volgende bordje. 15, 10, 5, eindelijk waren we terug in Den Haag. Mijn benen hadden ondertussen weer wat energie opgenomen van de gelletjes die ik naar binnen had gepropt, dus ook de tempoversnellingen in de laatste paar honderd meter kon ik nog meespelen. Als 91e werd ik geklasseerd, ik had gestreden, me tegoed gedaan aan alles dat een all-you-can-eat buffet te bieden heeft, maar uiteindelijk verloren. Een ervaring rijker, noemen ze dat dan, maar ik kies de volgende keer weer lekker tagliatelle bolognese!
Bas
Haha, mooi verslag! Het lijkt me verschrikkelijk afzien, zo’n klassieker…