Tekst: Arjan Kruik // Foto's: Joris Lugtigheid
Fietsparadijs Dolomieten
Wie van indrukwekkende landschappen houdt is in de Italiaanse Dolomieten op de juiste plek. Dit ruige gebergte is de overtreffende trap van mooi. Niet voor niets hebben de Verenigde Naties de Dolomieten op de prestigieuze Werelderfgoedlijst geplaatst. En ook niet voor niets hebben mijn zoon Sebstiaan en ik onze intrek genomen in een fietshotel in Toblach. Racefiets, gravelbike of mountainbike, in alle gevallen is deze plaats in de provincie Südtirol een perfecte uitvalsbasis is voor mooie tochten door de Dolomieten.
Je mag trouwens in plaats van Toblach ook Dobbiaco zeggen. En Alto Adige in plaats van Südtirol. Dat komt door de Eerste Wereldoorlog. Die wonnen de Italianen en verloren de Oostenrijkers. En toen moesten die laatsten een flink stuk van Tirol inleveren, alles vanaf de Brennerpas tot even voorbij de lijn Trento-Cortina d’Ampezzo. Dus inclusief de Dolomieten. Inmiddels is dat al meer dan honderd jaar geleden, maar het merendeel van de bewoners van Zuid-Tirol spreekt nog steeds liever het Tiroolse dialect dan Italiaans.
Met de gravelbike rond de Cristallo
Op onze sympathieke hotelbaas Enrico Comini na dan. Het Duits van deze Zuidtiroler is op zijn best matig. Maar Enrico is dan ook import; zijn familie kwam vijf generaties geleden vanuit Riva del Garda naar het noorden om in Toblach een hotel te openen. Een racefiets- en mountainbikehotel inmiddels, want Hotel Union richt zich sinds een paar jaar voor een belangrijk deel op klanten die graag op twee wielen de Dolomieten verkennen.
Ik vraag Enrico om advies voor een leuk en ontspannen rondje voor de eerste dag. Even inkomen, met niet teveel kilo-en hoogtemeters, maar wel het echte Dolomietengevoel. “Cortina d’Ampezzo!”, zegt hij begrijpend. “Niet heen en weer, maar rondom het Cristallo-massief. Zeventig kilometer, met bijna veertienhonderd hoogtemeters. En als je dat niet genoeg vindt, dan pak je op een derde van de route de bergweg naar de Rifugio Auronzo, direct aan de voet van de Tre Cime, de Drei Zinnen. Als je daar omhoog fietst, trap je er nog eens 570 hoogtemeters bij. Maar let op! Die weg is op sommige stukken echt héél stijl, tot vijftien procent!”
Omhoog naar het Lago di Misurina
Een gewaarschuwd mens telt voor twee, eerst maar eens kijken hoe het gaat. En al snel blijkt: het gaat erg stroef. Terwijl de weg die ons door het Höhlensteintal naar het zuiden brengt, de Strada Statale 51 di Alemagna of kortweg SS 51, toch echt glad en strak geasfalteerd is. En het stijgingspercentage is eveneens relatief gering. Ook aan de fiets ligt het niet; ik zit op een zo goed als nieuwe carbon Pinarello GAN. En toch wil-ie niet lekker vooruit. Het zal de lange autorit van gisteren zijn. In plaats van de geplande elf uur deden we er vanwege wegwerkzaamheden en ongelukken maar liefst veertien uur over. Snel vergeten die rit en gewoon doortrappen.
Na een kleine tien kilometer heb ik de slag gelukkig weer redelijk te pakken. En word ik daarvoor gelijk beloond met een spectaculaire doorkijk in zuidoostelijke richting. Daar koesteren de drie kolossale steenzuilen van de wereldberoemde Tre Cime di Lavaredo oftewel Drei Zinnen zich in het ochtendlicht. Bij de afslag naar links, naar het Meer van Misurina, ben ik eindelijk volledig op stoom. Precies op tijd, want vanaf de Grensbrücke/Ponte de la Marogna – die niet alleen de grens tussen de provincies Südtirol en Belluno markeert, maar ook de grens tussen Duits en Italiaans – gaat de weg op sommige stukken flink omhoog.
Olympisch schaatsen op natuurijs
Twaalf procent, zo lees ik op de borden langs de weg. Steil, maar desondanks verrassend goed te doen. Ik hou zelfs nog energie over om te genieten van de onvoorstelbaar fraaie omgeving. Want wat is het hier mooi. Sebastiaan ben ik trouwens allang kwijt. Wat wil je, met z’n eenentwintig jaar en vijfenzestig kilo kost het klimmen hem geen enkele moeite. Fluitend danst hij omhoog.
Sneller dan verwacht bereiken we het voorlopige hoogtepunt van vandaag: het op 1.750 meter hoogte gelegen Lago di Misurina. Wat een prachtige plek! Zelfs de niet bepaald kleine hotels aan de oever lijken hier door hun statige, klassieke uitstraling perfect op hun plaats. Leuk weetje: tijdens de Olympische Spelen van 1956 werden op dit meer de schaatswedstrijden gereden. Overigens geheel zonder Nederlandse successen; Russische schaatsers domineerden het Olympische toernooi volledig, met als enige serieuze tegenstanders de Scandinaviërs. Andere tijden.
In het spoor van Vincenzo Nibali
In Misurina moeten we trouwens ook de keuze maken of we de Tre Cime nog op willen. De slingerende en vooral steile bergweg die naar de voet van dit iconische stenen trio voert, is voor veel fietsers een vakantiedoel op zich. Niet alleen vanwege het uitzicht, maar ook vanwege de vaak beslissende rol die deze beklimming door de jaren heen in de Giro gespeeld heeft. De laatste keer was in 2013, toen Vincenzo Nibali na een heroïsche solorit door heftige sneeuwbuien als eerste over de finish kwam. En zich daarmee van een Giro-zege verzekerde. Mooi heldenverhaal. Maar toch gaan wij niet in het spoor van Nibali omhoog.
De officiële verklaring voor mijn beslissing de Tres Cime letterlijk en figuurlijk links te laten liggen is het weer. Er lijkt regen op komst; vanuit het zuiden trekken in rap tempo dikke wolken uit het dal omhoog. En we willen deze tocht graag uitrijden zonder regen, toch? Maar de officieuze verklaring is natuurlijk dat ik een onvervalste Sjaak Afhaak ben; ik zie die extra hoogtemeters en vooral het heftige stijgingspercentage net onder de top op de eerste fietsdag gewoon nog niet zitten…
Over de Passo Tres Croci naar Cortina d’Ampezzo
Vanaf Misurina rollen we daarom in een hoog tempo naar beneden, de bewolking in. Wat is dat koud! Van dik twintig graden klapt de temperatuur in één keer omlaag naar een graad of vijf. Ik ben gewoon blij dat we de splitsing naar de Passo Tres Croci bereiken, de pas die ons naar Cortina d’Ampezzo brengt. Kan ik me weer een beetje warmklimmen.
Okay, het zijn naar de pashoogte nog geen tweehonderd hoogtemeters, verdeeld over vier kilometer. Maar het is genoeg om weer op temperatuur te komen. Bovendien breekt als we over een spectaculaire brug een wilde bergbeek oversteken ook de zon weer door. Lekker! De drukte op de pashoogte laten we snel achter ons. Ja, natuurlijk hebben we trek in een bakkie, maar dat drink ik liever beneden in het dal, in Cortina.
Knallen naar Cortina
De pasweg naar beneden is niet alleen rustig, maar ook lekker breed en voorzien van ruime bochten, zodat we volle bak naar beneden kunnen knallen. Woeha! Voor we het in de gaten hebben, rollen we skidorp Cortina d’Ampezzo binnen. Hier werden in 1956 de Olympische Winterspelen gehouden. De sfeer van toen hangt er nu nog steeds. Mondain en luxueus, maar ook een beetje ouderwets. Als we over de kinderkopjes van de hoofdstraat hobbelen, lijken zo’n beetje alle luxe wintersportmerken hier een eigen flagship-store te hebben. Op een terrasje in de zon pakken we een cappuccino met een lekker stuk torta di mirtilli, bosbessentaart.
Vanaf het terras kijken we uit op een fraai spoorviaduct. Het vreemde is dat er geen treinen over rijden, maar fietsers. Huh? Even snel googlen leert dat de Ferrovia delle Dolomiti, zoals deze spoorweg die vanuit het Italiaanse laagland naar Toblach voert heet, al sinds de jaren zestig buiten gebruik is. En dat het tracé van deze Domietenspoorweg nog niet zo lang geleden geschikt is gemaakt voor fietsers. Hé, dat heeft Enrico ons vanmorgen niet verteld!
Gravelbiken over spoortracé
We besluiten dit oude smalspoortracé naar het noorden te volgen. Niet alleen vermijden we zo de relatief drukke SS51, maar kunnen we ook relaxter trappen. Uit ervaring weet ik namelijk, dat die oude spoorwegroutes nooit meer dan een procent of twee à drie stijgen. Bij een hoger percentage zouden de stalen wielen van de locomotief namelijk slippen op de stalen rails. En daar doen fietsers nu dus hun voordeel mee.
Niet ver voorbij Cortina gaat de route over van asfalt naar gravel. De laag steengruis is op sommige plekken vrij dik, maar nergens echt te grof voor onze smalle 25 mm bandjes. Het is dus te doen, maar een echte gravelbike met dikkere, stevigere en vooral ook meer comfortabele rubbers zou hier natuurlijk wel beter op z’n plaats zijn. Maar dunne of dikke banden, mooi is het hier wel. De route loopt net als de SS51 door de Valle d’Ampezzo naar het noorden, maar dan veel hoger en op sommige plekken letterlijk uitgehouwen in de bergwand.
Toen: aanvoerlijn naar het front. Nu: gravelroute
Opvallend: regelmatig passeren we een oud treinstationnetje, inclusief tweetalige plaatsaanduiding en een kilometerstand op de gevel. Alsof er ieder moment nog een trein kan aankomen. Een kilometer of tien voorbij Cortina duiken we een tweehonderd meter lange spoortunnel in, even later gevolgd door een verweerde stalen vakwerkbrug over de smalle, zeer diepe kloof. Spectaculair! En wat moet het een werk geweest zijn om deze spoorlijn aan te leggen.
Als ik er na afloop van dit tripje wat dieper induik om uit te zoeken waar ik nu eigenlijk geweest ben, blijkt dat deze spoorweg in de Eerste Wereldoorlog is aangelegd door de Oostenrijkers. Die zogenaamde Grote Oorlog ging aan het neutrale Nederland voorbij, maar woedde in deze regio in alle hevigheid. In 1915 viel Italië tamelijk onverwacht Oostenrijk binnen. Omdat de grens tussen beide landen toen veel zuidelijker lag, even voorbij de lijn Cortina-Trente, troffen de strijdende partijen elkaar midden in de Dolomieten. En waar een front is, daar zijn soldaten en voorraden nodig. Om die snel naar het zuiden te brengen, legden de Oostenrijkse genietroepen tussen 1915 en 1917 vanuit Toblach een smalspoorbaan aan. Dat ze daarbij geen half werk leverden, blijkt wel uit het feit, dan hun spoortracé er nu, ruim honderd jaar later, nog steeds prima bij ligt.
Passo di Cimabanche
Juist omdat dit zo’n mooie plek is, is het maar moeilijk voorstelbaar dat hier meer dan honderd jaar geleden een ongekend bloedige strijd werd gevoerd. Toch is dat wat hier tussen en op de flanken en toppen van deze immense steenklompen plaatsvond. Als we het hoogste punt van de Passo di Cimabanche passeren en we de gravelweg (tijdelijk) verruilen voor het asfalt van de SS51, kijken we in het verlengde van deze weg uit op de Monte Piana.
Alleen al op de platte top van deze berg, waar op meer dan tweeduizend meter hoogte de Oostenrijkers en Italianen gedurende meer dan twee jaar tegenover elkaar ingegraven lagen, vielen ruim 15.000 slachtoffers! Mocht de geschiedenis van deze bergoorlog interessant vinden; de stellingen en loopgraven op het hoogplateau van Monte Piana zijn tegenwoordig een openluchtmuseum, dat je met een shuttlebus vanuit Misurina kunt bereiken.
Over gravel terug naar Toblach
Na de Passo di Cimabanche rijden we noordwaarts het Höhlensteintal in, richting Toblach. Omdat we de smaak te pakken hebben nemen we in tegenstelling tot vanmorgen niet de asfaltweg, maar een gravelweg door het bos. Appeltje-eitje trouwens, want het gaat tot aan Toblach alleen maar omlaag. Ook hier tref je, in de vorm van fortificaties en mitrailleursnesten, links en rechts van de weg stille getuigen aan van de Grote Oorlog. Maar óók de oorlog daarna, de Tweede Wereldoorlog, heeft zichtbare sporen achtergelaten.Even voorbij de fraaie Dürrensee passeren we een serie grote, betonnen bunkers die duidelijk moderner zijn dan de versterkingen uit de Grote Oorlog. Opvallend: wijzen bij de Oostenrijkse fortificaties uit 1915-1918 de geschutsopeningen naar het zuiden, bij deze door de Italiaanse leider Mussolini in de jaren ’30 en ’40 aangelegde bunkers is het precies andersom. Die wijzen naar het noorden, richting Oostenrijk.
Want alhoewel Italië en Nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog bondgenoten waren, vertrouwde Mussolini zijn collega-dictator Hitler voor geen meter. De wantrouwige Il Duce spendeerde vele miljoenen aan zijn Vallo Alpino, z’n Alpenlinie. De Italianen noemden geldverslindende bouwproject de ‘Linea non mi fido’, de ‘Ik-vertrouw-je-niet-linie’. Na de Dürrensee loopt de gravelweg door het Höhlensteintal niet meer apart van de SS51, maar ernaast. Dat maakt op sommige stukken de ‘spoorwegbeleving’ wat minder, ondanks dat de stationnetjes langs de weg er geen twijfel over laten bestaan, dat hier ooit een spoorweg liep. Vlak voor Toblach passeren we het Meer van Toblach. Het water ziet er verleidelijk uit, maar een zwembeurt slaan we over. Het is immers nog maar een klein stukje naar Toblach.
Afsluiten met een Zuidtirools biertje
Als we Toblach binnenrijden verbaas ik me nog even over de grandeur van het immense Grand Hotel uit 1877, maar dan is het wat betreft de natuur en cultuur echt wel genoeg geweest voor vandaag. En om daad bij woord te voegen parkeren we onze fietsen tegen de gevel van het gezellige stationscafé van Toblach, waar we even later met twee volle glazen Zuid-Tiroolse Frost proosten op een geslaagde dag. Proost!
Reisinformatie Dolomieten Tres Cime/Drei Zinnen
Algemeen
Toblach/Dobbiaco ligt precies op de overgang van de Alpen naar de Dolomieten en vormt daarmee de ideale uitvalsbasis voor het ontdekken van dit unieke berggebied. Vanuit Utrecht rijd je er in een uur of elf naartoe, vliegen kan op Innsbruck of Treviso en dan met de trein of taxi verder naar Toblach.
Verblijf
Wij verbleven in Hotel Union. Dit luxe hotel, dat al vijf generaties lang gerund wordt door de familie Comini, is gespecialiseerd in fietsers. Mountainbikers, wielrenners en – vanwege de gecombineerde expertise – ook in gravelbikers. Het hotel is lid van Roadbike Holidays, een organisatie die de belangen behartigt van hotels die zijn gericht op het verzorgen van gasten met een passie voor fietsen, of ze nu komen om te wielrennen, te gravelen of te mountainbiken. En dat merk je in Union; iedere ochtend een goed ontbijt met veel keuze, een veilige stalling voor je dure fiets en – niet onbelangrijk – een fraai wellness-gebeuren met zwembad en overdekte tennisbaan (mocht je een balletje willen slaan). Iedere week organiseert hotelbaas Enrico Comini mooie toertochten voor gravelbikers van ieder niveau. Maar je kunt er, met behulp van de routekaarten en gps-data die het hotel beschikbaar heeft, natuurlijk ook zelfstandig op uit trekken.
Fietsverhuur
Natuurlijk neem je het liefst je eigen gravelbike mee. Maar als dat niet kan, is dat geen enkel probleem. Schuin tegenover Hotel Union is Fun Active Tours gevestigd. Dit bedrijf verzorgt niet alleen fietsreizen, maar heeft ook een zeer uitgebreid aanbod van racefietsen, (e-)mountainbikes en toerfietsen. Uiteraard zijn de huurracers van Italiaanse merken: Bianchi en Pinarello. En dan geen goedkope instapmodelletjes, maar hoogwaardige carbon knalbakken: respectievelijk de Oltre en de GAN. Met deze laatste, gloednieuw en voorzien van een Ultegra-aandrijflijn, gingen Arjan en Sebastiaan op pad. Prijzen: € 60,- per dag en € 290,- per week.
Gravelbikeroutes
In de streek rond Toblach/Dobbiaco zijn dankzij de vele oude militärstraßen de mogelijkheden enorm, zeker als je geen problemen hebt met zo nu en dan flink klimmen. Zoals de buitengewoon fraaie Plätzwieserunde. Je kunt samen de bike-guide van het hotel op pad gaan. Of je laat je door hem adviseren en trekt er alleen op uit. De gravelbikeroute van die Arjan en Sebastiaan gereden hebben vind je op de Velozine Komoot-pagina. Je kunt deze route, die we hieronder hebben weergegeven, desgewenst ook tegen de klok inrijden.