Tekst en foto’s: Arjan Kruik

Südtiroler Weinstraße/Strada del Vino: Italië, maar dan anders
Geen mooiere tijd dan de maand mei om naar het zuiden af te reizen om te fietsen. Aangename temperaturen, een frisgroen landschap en nog niet te druk. Zodra we op het hoogste punt van de Brennerpas de Oostenrijks-Italiaanse grens passeren en vervolgens over de autostrada weer naar beneden rollen, wordt dat beeld bevestigd. Strakblauwe lucht, verse blaadjes aan de bomen… dat belooft wat.
Mark, Sebastiaan en ik zijn onderweg naar het zuidelijkste stukje van de Italiaanse provincie Zuid-Tirol om daar het lange Hemelvaartweekend door te brengen. Een regio die de wat vreemde naam Weinstraße heeft. Of Strada del Vino, op z’n Italiaans, want Zuid-Tirol is tweetalig, met als Tirools Duits als dominante taal. Zodra we de stad Bozen gepasseerd zijn blijkt de naam Weinstraße helemaal niet zo gek. Over de volle breedte is de dalbodem namelijk bedekt met wijngaarden.
Dat blijft zo tot we de onze bestemming bereiken; het plaatsje Kurtinig an der Weinstraße, dat als een eiland boven het groen van de wijngaarden uitsteekt. Op het centrale dorpsplein parkeren we de auto voor ons onderkomen voor de rest van de week: het Teutschhaus, een in wielertoeristen gespecialiseerd hotel.
Als gastheer Walter Teutsch na het avondeten even aanschuift, blijkt dat onze indruk van een eiland helemaal niet zo ver gezocht is. “Kurtinig is het enige dorp in het midden van het dal”, vertelt hij. “Alle andere dorpen zijn aan de hoger gelegen randen gebouwd. Omdat vroeger de Etsch regelmatig overstroomde was dat de enige manier om droge voeten te houden. Maar omdat Kurtinig op een verhoging ligt hielden ze het hier ook droog. Nou ja, een soort van. Het werd hier ook wel Klein Venetië genoemd en dat is heus niet voor niets!”, lacht Walter.

Geen geschiedenisles, maar gravelen
Omdat we hier niet zijn voor een geschiedenisles, maar om een paar mooie gravelbikeroutes te rijden maken, vragen we hoe het daar mee staat. “Normaal begeleidt Roberto Mich, een ex-prof, onze gasten,” horen we van Walter, “maar omdat het Hemelvaart is heeft Roberto vrij. Je moet het dus even met mij doen.” Als hij Mark ziet schrikken stelt hij hem gelijk gerust “Ik weet er ook wel wat van hoor”, zegt hij met een brede glimlach.
“Als je wilt gravelen is dit de favoriete route van onze gasten”, adviseert Walter, terwijl hij op een routekaart naar een heuvel aan de oostkant van het dal aanwijst. “Het tracé van de Fleimstalbahn, de oude spoorweg naar Val di Fiemme. Die is in de Eerste Wereldoorlog door de Oostenrijkers gebouwd om het front te bevoorraden en werd daarna voor personenvervoer gebruikt. Maar in de jaren zestig werd de lijn gesloten. Sinds 2015 is een deel van het oude tracé opengesteld voor fietsers. Ideaal om even in te komen, want de maximale stijging maar vier procent. En het uitzicht over het Etschtal is echt geweldig!”

Viaducten, tunnels en een natuurpark
De volgende dag blijkt dat Walter niks teveel heeft beloofd. Onder een stralend zonnetje slingeren we ontspannen in grote lussen over het voormalige spoortracé omhoog. Eén van de hoogtepunten is de lus over een indrukwekkend viaduct, met uitzicht over het gehele Etschtal. Maar ook de vele tunnels geven sfeer en spanning aan de route. Over spanning gesproken: als de gps ons na dertig kilometer fietsen bij het plaatsje San Lugano plotseling van het spoortracé af stuurt, naar het zuidwesten toe, moeten de benen serieus aan de bak. De Fleimstalbahn gaat verder naar Val di Fiemme, maar ons rondje niet. “Da’s toch wel een nadeel van zo’n oud spoortracé”, hijgt Mark. “Je merkt pas hoe relaxt dat fietst als je er niet meer op zit!”
Het tweede deel van Walters gravelroute voert ons door natuurpark Trudner Horn. Prachtig, maar zwaar, met stijgingspercentages die op een gegeven moment de twintig procent overschrijden. Mmm, dát heeft Walter er niet bij verteld… Gelukkig bereiken we uiteindelijk het hoogste punt van de route: de Krabes Alm op 1.576 meter. Tijd om even op adem te komen, te genieten van het uitzicht op de besneeuwde toppen van het Lagorai-gebergte en natuurlijk wat te drinken en te eten. Dat dat laatste in Zuid-Tirol altijd dik in orde is, wordt op de Krabes Alm wederom bewezen. Tip: neem de schupfnudeln mit käsesauce. Lekker!


Jasje aan
Tijdens het eten moeten de jasje moeten aan, want de lucht is inmiddels helemaal dichtgetrokken. En we houden ze aan, want na de Krabes Alm gaat de route alleen nog maar omlaag. Dat wil niet zeggen dat het verder kinderspel is. Het met kleine rivierkeitjes bestrate pad waarover de gps ons naar beneden dirigeert is best lastig. Niet eens omdat het zo steil is, maar met name vanwege de gladheid van die keitjes. En als er op een gegeven geen bestrating meer is, maar alleen maar een dikke laag blubber, voelt het eerder als veldrijden dan als gravelbiken.
Maar gelukkig is dat blubberstuk maar kort. Via onverharde bos- en veldwegen rollen we verder naar beneden. Nog eenmaal is het stuiteren geblazen, maar dat ligt niet aan de route, maar aan ons zelf: we hebben een verkeerde afslag gepakt. Eenmaal op asfalt gaat het nog sneller omlaag en voor we het in de gaten hebben bevinden we ons alweer op een fietspad langs de Etsch. Dat klinkt als appeltje-eitje, maar het tegendeel is waar. Een harde wind uit het zuiden, de beruchte Ora, zuigt nog even de laatste kracht uit onze benen. Geeft niks, daarmee verdienen we het biertje op het terras van het hotel alleen nog maar meer. De score voor vandaag: ruim zestig kilometer en bijna vijftienhonderd hoogtemeters.


Merenronde
Voor de volgende dag heeft Walter min of meer hetzelfde voor ons in petto. Een gravelbikeroute van zestig kilometer en ruim elfhonderd hoogtemeters, maar nu aan de westkant van het Etschtal, van Kurtasch naar Kaltern en dan via de Kalterer See/Lago di Caldaro weer terug. Wat onze gastheer er echter niét bij vertelt heeft, is dat het beginstuk behoorlijk pijn doet. Ga maar na: de eerste vijfhonderdvijftig hoogtemeters moeten over een afstand van nog geen zes kilometer overwonnen worden. Over asfalt weliswaar, maar het blijft bikkelen.
Maar eenmaal op hoogte wordt het weer fun. Over onverharde boswegen en zo nu en dan zelfs een spannend stukje singletrack glooien we zo’n twaalf kilometer lang naar beneden. Eenmaal weer in het dal worden we door het fraaie, oude stadje Kaltern geleid. We zijn niet de enigen, het kleine centrum puilt uit van de dagjesmensen. Logisch, het is de dag na Hemelvaartsdag, dus iedereen is vrij. Gelukkig vinden we op een terras aan centrale plein nog een leeg tafeltje. Tijd voor een pizza met een Forst nulpuntnul.
Ontspannen tweede helft
De tweede helft van de ronde, van Kaltern via de meren van Montiggler terug naar Kurtinig, is een stuk relaxter dan de eerste. Oké, om de op een heuveltop gelegen tweelingmeren te bereiken moeten we nog een kleine tweehonderd hoogtemeters klimmen, maar écht steil wordt het niet. En vanaf de meren gaat het alleen maar omlaag, naar de Kalterer See. Eerst door bos, wat lager door wijngaarden, wijngaarden en nog meer wijngaarden.
Eenmaal de Kalterer See voorbij sluiten we weer aan op de Etsch-radweg, het fietspad dat parallel aan de gelijknamige rivier van noord naar zuid loopt. Maar net als gisteren biedt dat geen garantie op een ontspannen rit, want wederom raast de Ora weer door het dal. Er zit niks anders op: treintje maken, handen onderin de beugels en stoempen maar. Heerlijk! En het mooiste is: morgen hebben we nóg een dag. We zijn benieuwd wat Walter dán voor ons in gedachten heeft…

Reisinformatie Südtirols Süden, Italië
Algemeen
De dorpen en stadjes in Zuid-Tirol met “an der Weinstraße” als toevoeging aan hun naam – Kaltern, Tramin, Kurtinig , Neumarkt – liggen in het relatief brede, in de ijstijd door reusachtige gletsjers gevormde Etschtal ten zuiden van de stad Bozen. Vanwege de beschutte ligging domineren wijngaarden hier al eeuwenlang het landschap. Omdat het gebied op de taalgrens tussen Duits en Italiaans ligt vind je er het beste uit beide culturen. Zeg maar knödel meets gnocchi en pilsner meets prosecco. Check bolzanosurroundings.info voor meer info.
Beste reistijd
Wie alleen door het dal wil fietsen, kan al in april in het Etschtal ten zuiden van de Bozen terecht. De hogere passen zijn echter meestal pas vanaf eind mei/begin juni toegankelijk. Het race- en gravelseizoen duurt tot oktober/november.
Verblijf
Mark en Sebastiaan verbleven in het gecertificeerde racefiets- en gravelbikehotel Teutschhaus in Kurtinig. Dit hotel heeft speciale faciliteiten voor wielertoeristen. Denk aan energierijke maaltijden, routeinformatie, stalling met werkplaats, kledingwasservice en terughaalservice. Het Teutschhaus is lid van Gravelbike Holidays, een overkoepelende organisatie die gravelbikehotels in Duitsland, Oostenrijk, Slovenië en Italië vertegenwoordigt.

Gravelbikeroutes Südtiroler Weinstraße/Strada del Vino en omgeving
In en rond de Südtiroler Weinstraße/Strada del Vino in het Etschtal zijn de mogelijkheden eindeloos. Wie wil kan een tocht rijden samen met gravelexpert Roberto Mich van het racefiets- en gravelbike-hotel Teutschhaus. Je kunt je ook door hem laten adviseren voor het samenstellen van een eigen gravelbikeroute. Ga voor indruk van de mogelijkheden naar de website van het Teutschhaus.
De routes die Mark en Sebastiaan gereden hebben vind je hieronder.