Tekst: Arjan Kruik // Foto’s: Joris Lugtigheid
Pustertal, Plätzwiese… dat klinkt Duits. Dat klopt. Tot 1918 hoorde deze zonnige vallei aan de zuidkant van de Alpenhoofdkam bij het Oostenrijkse Tirol. Maar omdat dit land verliezer was in de Eerste Wereldoorlog en tegenstander Italië bij de winnaars hoorde, kwam dit deel van Tirol als oorlogsbuit toe aan deze zuiderbuur en werden de officiële namen Val Pusteria en Prato Piazza. Toch is de sfeer in de Val Pusteria slash Pustertal nog steeds niet honderd procent Italiaans. Maar ook niet meer honderd procent Tirools. En dat ambivalente is best wel lekker, want op een of andere manier hebben de Pustertalers, net als alle andere Zuid-Tirolers, het beste uit beide culturen opgepikt. Gründlichkeit en dolce vita gaan hier hand in hand.
Ook op een ander vlak eten ze in het Pustertal van twee walletjes. Dat heeft met de geografische ligging te maken. In het noorden wordt het dal namelijk begrensd door de drieduizenders van de Zillertaler Alpen. En in het zuiden liggen de verweerde steenreuzen van de Dolomieten. De variatie aan landschappen is dus enorm. De variatie aan paden trouwens ook. En dat heeft dan weer te maken met de geschiedenis van de streek. Aan de zuidkant van het Pustertal werd in de Eerste Wereldoorlog namelijk hevig gevochten door de legers van Oostenrijk en Italië. Naast een ongekende hoeveelheid ellende, leverde dat ook een dicht netwerk van militaire wegen en paden op waar wandelaars en mountainbikers nu nog steeds gebruik van maken.
En ook de Tweede Wereldoorlog heeft op de vlak z’n positieve effecten gehad. De Italianen legden namelijk langs de Alpenhoofdkam, sinds 1920 de nieuwe noordgrens van hun land, observatieposten en verbindingswegen aan die honderd jaar later ideáál blijken zijn voor mountainbikers.
Lukas’ advies: de Plätzwiese-ronde
Omdat wij graag de Dolomieten willen beleven, adviseert Lukas Brunner, bike-guide én de chef van het mountainbikehotel waar we verblijven, een route aan de zuidkant van het Pustertal. Het gaat om een toer rond de berg Dürrenstein via een hoogplateau met de naam Plätzwiese. Met bijna vijftig kilometers en 1.200 hoogtemeters klinkt dat inderdaad als een ideale route voor de eerste dag. “Ik zou ’m dan wel met de klok mee fietsen”, raadt hij aan. “Andersom kan ook hoor, maar dan krijg je wel stijgingspercentages van meer dan vijftien procent voor je kiezen!” Mwah, laten we maar rustig beginnen Lukas…
Omhoog over een militärstraße
We starten de Plätzwiese-ronde in het plaatsje Toblach. Lukas is er niet bij, maar gelukkig neem z’n sympathieke collega Michael de honneurs waar. Relaxed rollen we over een gravelweg door het Höhlensteintal – een zijdal van het Pustertal – in de richting van Cortina d’Ampezzo. Even voorbij Toblach rijden we langs het gelijknamige meer. Het heldere water ziet er verleidelijk uit, maar een zwembeurt slaan we toch over. We zijn immers nog maar net gestart en hebben er nog geen behoefte aan om af te koelen. En omdat we maar zeer geleidelijk klimmen en de ondergrond van fijne gravel makkelijk rolt, blijft dat tot de Passo di Cimabanche ook zo. Op de hellingen en rotsen links en rechts van de weg treffen we in de vorm van fortificaties en mitrailleursnesten stille getuigen aan van de Grande Guerra, de Grote Oorlog, zoals de wereldoorlog van 1914-1918 hier genoemd wordt.
Maar óók de wereldoorlog daarna, de Tweede, heeft hier zichtbare sporen achtergelaten, zo blijkt als we even voor de fraaie Dürrensee een serie grote betonnen bunkers passeren die duidelijk moderner zijn dan de versterkingen uit de Eerste Wereldoorlog. “Zie je naar welke kant de geschutsopeningen gericht zijn?”, vraagt Michael. Uhh, naar het noorden? “Klopt,” beaamt onze gids, die blijkbaar goed op de hoogte is. “Bij de fortificaties uit 1915-1918 zijn de geschutsopeningen naar het zuiden gericht, om een Italiaanse opmars tegen te houden. Maar bij deze door Mussolini aangelegde bunkers is het precies andersom. Ze wijzen naar het noorden, richting Oostenrijk. Want alhoewel Mussolini en Hitler in de Tweede Wereldoorlog bondgenoten waren, vertrouwden ‘Il Duce’ en ‘Der Führer’ elkaar voor geen meter!”
Forten, bunkers, kanonnen, oorlog. Juist omdat dit zo’n ongekend mooi gebied is, is het moeilijk voorstelbaar dat hier iets meer dan honderd jaar geleden een onvoorstelbare hoeveelheid bloed is vergoten. Toch is dat wat hier tussen en op de flanken en toppen van deze immense steenklompen gebeurde. Als we niet veel later, voordat we aan de klim naar de Plätzwiese beginnen, in het dorpje Schluderbach even een koffietje doen, kijken we uit op de Monte Piana. Michael wijst naar de top van de berg: “Alleen al daar, waar op meer dan tweeduizend meter hoogte de Oostenrijkers en Italianen gedurende meer dan twee jaar tegenover elkaar ingegraven lagen, vielen ruim 15 duizend slachtoffers”.
Gestapelde haarspeldbochten
Pittig verhaal! Mocht de geschiedenis van deze bergoorlog interessant vinden; de stellingen en loopgraven op het hoogplateau van Monte Piana zijn tegenwoordig een openluchtmuseum, dat je met een shuttlebus vanuit het plaatsje Misurina kunt bereiken, zo horen we van Michael.
De oude militärstraße naar de Plätzwiese ligt er dik honderd jaar nadat-ie aangelegd is nog steeds prima bij. Mooi gestapelde haarspeldbochten met een gematigd stijgingspercentage. Ideaal om te fietsen. “Dat ligt aan de manier waarop de Oostenrijkers hun bevoorrading geregeld hadden”, doceert Michael. “Het Italiaanse leger, dat voor het transport voornamelijk vertrouwde op muildieren, bouwde smalle, steile en geïmproviseerde wegen. De Oostenrijkers maakten veel meer gebruik van paard-en-wagen en construeerden hun wegen daarom degelijker, breder en vooral met een geringer stijgingspercentage. En daar profiteren wij honderd jaar later nog steeds van!” En dat moet ik beamen, met als bonus dat het onderste deel van de weg door een koel bos loopt.
Elf haarspeldbochten en ruim vijfhonderd hoogtemeters later bereiken we Fort Plätzwiese, een Oostenrijks fort dat de pashoogte bewaakt. Ernaast ligt de Dürrensteinhütte. Tijd voor een lekker Italiaans bakkie op het terras! Maar eerst bekijken we het fort natuurlijk even. “Toen de oorlog uitbrak, was dit fort uit 1889 al erg verouderd. De technische ontwikkeling ging in die tijd namelijk razendsnel en het fort was niet sterk genoeg voor de nieuwste granaten”, legt Michael uit. “Om de Plätzwiese toch te kunnen beschermen tegen aanvallen uit het zuiden, zijn toen in de rotsen boven het fort tunnels uitgegraven.” En daar gaan we natuurlijk ook even in.
De Strudelkopf op
Als je de Dürrensteinhütte bereikt hebt, kun je vanaf daar naar beneden om het rondje af te maken. “Dat kan op twee manieren”, vertelt Michael een beetje geheimzinnig. Hij laat het zien op de kaart: “We kunnen de officiële route volgen. Die loopt in het verlengde van schotterstraße waarover we omhoog gekomen zijn naar het noorden toe, met als je wilt zo nu en dan een stukje singletrack. Maar er is ook een veel uitdagender variant, een oude militärsteig die via de oostelijke flank van de Dürenstein door het Helltal naar het Höhlensteintal loopt. Supermooi, maar ook nogal uitdagend. Laat ik het zo zeggen: je moet geen hoogtevrees hebben…”
Hey, dát heeft Lukas ons gisteren niet verteld… Joris, Sebas en ik kijken elkaar aan. Doen? Doen! Maar eerst nog even de Strudelkopf op. Dat betekent een kleine driehonderd hoogtemeters extra trappen, maar die zijn het waard waard. Wat een onvoorstelbaar mooi uitzicht! In het zuidoosten de wereldberoemde steenzuilen van de Drei Zinnen, in het zuiden het imposante Cristallo-massief, in het westen de roze steenmassa van de Hohe Gaisl en achter ons, in het noorden, de Dürrenstein. Mooier wordt het niet. O ja, toch wel, want vanaf nu gaat het alleen maar naar beneden!
De afdaling begint op het Dürrensattel, het zadel tussen de Dürrenstein en de Strudelkopf, vanwaar we een scharte induiken. Dat is zo’n typisch bergbegrip waar we in ons platte Nederland geen woord voor hebben. Het betekent zoiets als “moeilijk toegankelijke inkeping in een bergkam”. Waarvan acte, want met aan de ene kant massieve rotspartijen en aan de andere een steile helling vraag je je af wie er ooit op het idee is gekomen om hier een pad aan te leggen. Ondanks dat m’n snelheid laag is, schiet m’n hartslag de hoogte in en klotst de adrenaline door m’n lijf.
Omlaag door het Helltal
En dit is pas het begin. Niet veel lager blijkt waarom dit het Helltal heet; het smalle pad is letterlijk uit de rotsen gehakt, met rechts een loodrechte rotswand en links een diepe afgrond. En waar hakken niet mogelijk was, daar hebben de bouwers houten plankieren tegen de rotswand aangebracht. Vallen is hier geen optie. En fietsen wat mij betreft ook niet echt. Ik ben als het gaat om afdalen echt niet bang uitgevallen, maar op een gegeven moment wordt het me toch echt te gortig en stap ik af. Lopen is hier echt geen schande. Sterker, ik denk dat het erg onverstandig is om hier niét te lopen. Eén misstap of stuurfoutje en het is gedaan. Gelukkig is er een staalkabel langs de rotswand gespannen, zodat ik één hand voor mezelf heb en één hand voor m’n bike.
Via tunnels, houten plankieren en trappen verliezen we steeds meer hoogte, tot we de puinwaaier aan de voet van de rotswand bereiken. Hier is er weer ruimte en is het pad weer fietsbaar. Nee, nog steeds niet met twee vingers in m’n neus, maar wel goed te doen. Alhoewel, als ik in m’n enthousiasme de remmen iets te lang loslaat, verslik ik me in een serie nét iets te steile treden, wat resulteert in een klassieke over-de-kop-actie. Gelukkig loopt het, op een schaafwond, wat blauwe plekken en een gebutst ego na, allemaal goed af. En weer dóór, want dat is mijn tactiek bij een val: gelijk weer opstappen. Anders gaat het maar in je hoofd zitten en dat is niet handig als je nog verder moet afdalen.
Soep met ballen
Overigens moet ik niet veel later toch nog stoppen, want Sebastiaan heeft een paar stellingen uit de Eerste Wereldoorlog gespot die ik zeker even wil bekijken. Vanaf daar is het trouwens nog maar een klein stukje dalen, want niet veel later rollen we het Höhlensteintal in. Bij een restaurant met de naam Drei Zinnen schuiven we aan voor een bord soep met brood en een groot glas holunder en bespreken we de route. Onze conclusie: een tocht om nooit te vergeten, maar qua afdalen wel aan de pittige kant. Habanero-pittig zelfs. De officiële afdaling aan de westkant is dus een veiliger en verstandiger keuze.
Als we een klein uur later Toblach weer binnenrijden, verbaas ik me nog even over de grandeur van het immense, subliem gerestaureerde Grand Hotel uit 1877. Maar dan is het voor wat betreft sport, natuur en cultuur echt wel genoeg geweest voor vandaag. En om daad bij woord te voegen parkeren we onze fietsen tegen de gevel van het gezellige stationscafé, waar we even later met drie volle glazen Forst proosten op een geslaagde dag. Zum Wohl, saluto en proost!
Reisinformatie bikeregio Pustertal en Kronplatz, Italië
Algemeen
Het is ongeveer duizend kilometer met de auto vanuit Utrecht naar het Pustertal in Zuid-Tirol, op z’n Italiaans respectievelijk Val Pusteria en Alto Adige genoemd. Deze regio is namelijk tweetalig, met als hoofdtaal Duits. Vliegen naar Zuid-Tirol kan op Innsbruck, daarna is het ongeveer nog een twee uur rijden (via de Brenner) voordat je in de Dolomieten bent. Kijk hier als je meer over mountainbiken in de Dolomieten in het algemeen. Voor de bikeregio Olang/Kronplatz, de plek waar auteur Arjan zat, in het bijzonder is kronplatz.com een goede start..
Beste seizoen
Het fietsseizoen begint in mei en duurt tot eind oktober. De hoger gelegen gebieden kunnen tegen die tijd echter al wel flink fris zijn.
Verblijf
Arjan, Joris en Sebastiaan verbleven in Alpinhotel Keil in Olang, een dorp even ten oosten van de Zuid-Tiroolse stad Bruneck. Een prima plek, want precies tussen de Alpen en de Dolomieten, zodat je in alle windrichtingen verzekerd bent van uitdagende routes. Alpinehotel Keil is lid van de gespecialiseerde hotelorganisatie BikeHotels Südtirol, wat garandeert dat er goede faciliteiten voor bikers zijn. Ook de tour over de Plätzwiese is, inclusief de afspraak met gids Michael, door Keil georganiseerd.
Mountainbikeroutes
Wie in hotel Keil verblijft kan op weg geholpen worden door de mountainbike-experts van het huis, waaronder de eigenaar en bike-guide Lukas Brunner. Hij gaat graag met je mee om je zijn favoriete trails te laten zien. Of hij leent je een gps met voorgeprogrammeerde routes. Ook op de speciale routewebsite van BikeHotels Südtirol is een omvangrijke selectie aan routes te vinden. En daarnaast kun je ook altijd zelf lekker op ontdekkingsreis gaan. In principe zijn alle wegen en paden toegankelijk voor mountainbikers, tenzij expliciet is aangegeven dat het niet is toegestaan.
Singletrails
Boven Olang ligt bikepark Kronplatz, een van de mooiste en meest gevarieerde trailcenters van de oostelijke Alpen, met trails voor ieder niveau, van beginner tot zeer ervaren. Echt een aanrader!
Gereden mountainbikeroute
Bij Velozine steken we een hoop tijd, geld en moeite in de productie van reisverhalen. We willen je inspireren er op uit te trekken en aanmoedigen dezelfde mooie mountainbikeavonturen te beleven als wij. De routes die we voor dit verhaal gereden hebben, vind je daarom hieronder. Merk op: de grote Plätzwiese-ronde is een officiële mountainbike-route, maar de kleine die wij gereden hebben is dat niet! De afdaling door het Helltal is gevaarlijk en kan je alleen volbrengen als je afdaalvaardigheden bovengemiddeld goed zijn. En dan nog zijn er passages die je beter kunt lopen.